Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] XXVII. De middagzwoelte zweeft op loome veder om bloem en kruid. Wellustig bijgegons wiegt om de rozenstruiken heen en weder; in 't beekje klinkt den eenden blij geplons. Op fladderkoeltjes wiegelt, fijn als dons, verliefde zaadstof rond, en vlijt zich teeder in 't mollig felp der open kelken neder, bevruchtend... - Zóo mint alles rondom ons. Nu zie mij aan en lach mij toe nu! Trillend van mingenot, vlecht aan mijn hals U vast... Wen, vóor uw voet, 't insekt ontwaakt in 't groen, de vink zijn wijfje kust, haar smachten stillend, draag ik naar 't bloemenbed mijn lieven last en smaak al 't heil der Lent in éenen zoen. Vorige Volgende