Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] XXVI. Het regent op mossen en varen een regen van zonnige vonken, alsof het oogen waren, die tusschen de loovers lonken. Zij spatten van hoog uit de toppen langs de schomlende twijgen der iepen, als waren het vlammende droppen die, gulden, ter aarde siepen. Nauw gaat er éen bladjen aan 't wiegen, of als luchtige, gouden sylphieden, in scharen zien wij ze vliegen, als wilden zij ons bespieden. En over uw boezem en armen, en over uw bleeke wangen weven ze, in lichtende zwarmen, netten, als om U te vangen. [pagina 53] [p. 53] Dan huppen zij om uwe haren en uw zachtberoosde koenen, alsof het kleinoodiën waren, waarmede ze u willen kronen. Vorige Volgende