Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] XI. Zoo lieflijk lonkte al 't weigebloemt ons tegen, als hadden gras en kruiden duizend oogen. Als had elk groenend bladje een stem gekregen, zoo veêlde en kweêlde 't in de looverbogen. Een bijenzwerm, neerfladdrend uit den hoogen - besneeuwden kersenbloesems al de wegen, wen blanke duiven, snel hun til ontvlogen, dwars door de azuurzee zeilden - als een zegen! Azuur en sneeuw was 't ál! Sneeuw en azuur! Gij hieldt mij staan - en zie, met al het vuur van uw profetenziel, spraakt Gij deez' woorden: ‘O Min mij, min! Ken, minnend, rust noch duur!’ Sinds, als die duiven, vliegt daar uur bij uur - sneeuw op azuur - daarheen, als harpakkoorden. Vorige Volgende