Het Brabandts nachtegaelken, met zijn driederley gesangh, te weten minne-liedekens, herders-sanghen, ende boertigheden
(1650)–Jan Mommaert– Auteursrechtvrij
[pagina 40]
| |
Stemme: Chere Phyllis pourquoy témoignez vous.GElijck hy die de Sonn’ te langh besiet,
Voelt op sijn wangen vlucks een lauw gevliet;
Soo voel’ ick in mijn oogh’ een brack getraen
Door u, o Wicht,
Die uyt mijn Liefs gesicht
My doet veel smerte aen.
2. Waerom doch Godtjen wondt ghy soo mijn hert,
En laet my woelen eenigh in dees smert?
Houdt op van schieten eer ick heel verdwijn,
Of wilt ghy dat
Ick eeuwigh blijv’ om-vat
| |
[pagina 41]
| |
Van liefdens wreede pijn.
3. Heb ick uw’ plichten, my te last geleydt,
Niet wel be-oeffent? oft heb ick ontseydt
Vw’ jock te draghen, schoon ’t my lastigh viel?
Ey! lieven Godt,
En houdt niet meer den spot
Met mijn door-schooten ziel.
4. Maeckt dat u dienaer, die voor u Autaer
Light neer-gebogen, wordt u hulp’ gewaer,
Wilt haer oock wonden die mijn quael aen-siet,
En treft haer hert
Soo diep met minne-smert,
Dat sy weer-liefde biedt.
Niet te bont. |
|