Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 305]
| |
missaris der uitheemsche depèches was van de Staten-Generaal en van de Gouvernante. Hij heeft veel uit vreemde talen vertaald, o.a. gedichten van Boileau en Steele's Spectator. Door zijn vertaling naar Boileau De Mensch dwazer als het Dier (Utrecht 1712), die P.A. de Huibert gebruikte voor een nieuwe uitgaaf ('s Gravenh. 1715), werd hij zijdelings betrokken in den poëtenoorlog dier dagen (zie E.F. Kossmann, Nieuwe Bijdr. Gesch. Ned. tooneel, 64). Hij gaf uit De geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden sedert den aanvang des vredesjaars 1712 (sic!) tot aan den dood des Prinsen van Oranje. Om te dienen tot een vervolg op J. Blomberts Geschiedenissen (Amst. 1753, 8o; 2e dr. dez. pl. en j. 8o). Bovendien publiceerde hij: Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden sedert den aanvang des jaars 1714 tot aan den dood van Z.H. Willem Carel Hendrik Friso .... om tot vervolg te dienen op de Geschiedenissen .... van Jean le Clerc (Amst. 1753, fol. en 4o, I (eenig) dl.). Van dit werk is het merkwaardige, dat het een Oranjegezind vervolg is op een Staatsgezind boek. Le Clercq was ook sterk gewikkeld in den zoogenaamden de Witten-oorlog, waarin het karakter van den raadpensionaris de Witt heftig werd aangevallen. Reeds in 1756 had le Clercq zich gemengd in den strijd om onze verhouding tot Engeland (pamfl. Knuttel no. 18520). Het volgende jaar gaf hij uit Het karakter van den raad-pensionaris Jan de Witt en zijn fractie, beschreeven door den graaf d' Estrades. Om te dienen tot ophelderinge der vaderlandsche historie voor de jaren 1663-1672 ('s Gravenh. 1757, 8o, pamfl. Knuttel no. 18,564; herdr. no. 18,565 en 18,566). Dit pamflet gaf juist aanleiding tot den strijd, die vele pennen, o.a. die van Wagenaar en E. Luzac in beweging bracht (Knuttel no. 18,567-18,633). Le Clercq was gehuwd met Maria Sprakel. Portret: zie E.W. Moes, Iconographia Batava no. 1567; miniatuur door J.M. Quinkhard in het Panpoëticon Batavum (1734). Zie: de Wind, Bibl. der Ned. geschiedschr. Aanh. 18 vlg. Brugmans |
|