(zie Rod. Agricolae Lucubraliones p. Alardum, Colon. 1539). Hij ondervond veel tegenspoed in kerkelijke betrekkingen, nadat hij priester was gewijd; maar zijn groote aanleg voor de studie der oude talen, en zijn vurig verlangen om Arabisch te leeren gaf hem aanleiding zijn vaderland te verlaten en naar Spanje te reizen, met Fernando Columbus, den zoon van Christoforo, den ontdekker van Amerika, als reisgezel. Te Salamanca begon hij met Grieksch te onderwijzen. Columbus wilde te Sevilla een groote bibliotheek stichten, en wist daarvoor enkele geleerden, waaronder Clenardus, in te nemen. Hij kwam aan het hof bij koning Johannes III te Evora, waar hem de opvoeding van 's konings broeder, prins Hendrik, werd opgedragen. In 1538 verliet hij het hof en vestigde zich te Granada om de studie van het Arabisch krachtig aan te vatten. Zijn hoofddoel was daarbij het mohammedaansche geloof te kunnen bestrijden in zijn eigen taal, door zich grondig op de hoogte te stellen van den Koran en van den godsdienst der Muzelmannen. Hiervoor stak hij over naar Afrika, kwam te Ceuta en te Fez, waar de Sultan, niet met Clenardus' doel bekend, hem voorkomend ontving, en toezegde hem bij zijn studie te steunen. Maar, terwijl hij zich reeds thuis begon te gevoelen en door het lesgeven in de oude talen door velen met ingenomenheid was ontvangen, is hij tegengewerkt door een invloedrijk Portugees te Fez, zoodat hij weldra genoodzaakt werd naar Spanje terug te keeren om niet in gevangenschap en doodsgevaar te geraken. In 1542 maakte hij opnieuw plannen om naar Afrika te reizen; maar een ziekte, vermoedelijk het gevolg van een val van zijn paard, hield hem terug en werd de oorzaak van zijn dood in September 1542. Hij is in het Alhambra begraven. Clenardus beschrijft zich zelf als groot en zwaar van lichaam (‘longus et gravi corpore’), hij was geestig en hield van scherts, zooals in zijn vele brieven steeds uitkomt. Daarbij was hij
een onvermoeid werker, met groote gaven voor onderwijs in de oude talen, zooals zijn leerboeken bewijzen, die tallooze malen herdrukt zijn en nog tot op het eind der 17e eeuw in gebruik zijn gebleven.
Zijn Tabula in grammaticen hebraeam, verschenen in 1529, is meer dan 20 keer herdrukt. De Meditationes Graecanicae, uitgegeven in 1531, meer dan 30 maal. De Institutiones Grammaticae Latinae, in 1538 gedrukt, schijnen niet zoo hoog te staan en werden slechts twee keer gedrukt. Het boekje is hoogst zeldzaam. Clenardus is vooral bekend door zijn geestige brieven, die hij uit Portugal, Spanje en Afrika aan zijn vrienden heeft geschreven. Zij zijn uitgegeven in 1550, 1551 en 1561, doch het volledigst door Chr. Plantijn in 1566. De portugeesche geschiedschrijver J. de Vasconcellos had in 1902 een geheel nieuwe uitgave van de Epistolae in bewerking.
Portretten van hem zijn bekend door Ph. Galle (1608); door Boulonois in Académie des sciences et des arts par I. Bullart, Paris 1682, en in Foppens (1739), bl. 903; door Freherus uitgegeven (1688) in Theatrum, bl. 1442.
Zie over hem: V. Chauvin et A. Roersch, Etude sur la vie et les travaux de Nicolas Clénard, (Bruxelles 1900), een zeer degelijke biographie met opgave van alle vroegere bronnen en bibliographie. Verder dezelfden: Une lettre inédite de Nicolas Clénard (Louvain 1902).
Sterck