Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 197] [p. 197] De vergenoegde grijsaard. Wijze: Hoor, annaatje! ik zal verhaalen. Blijde welvaard kroont mijn grijsheid. Lieve God! mijn ouderdom Schetst uw vaderzorg, uw wijsheid. Dankbre blijdschap juicht alom. 'k Ben, als mensch, op 't leven grootsch, 'k Wacht vernoegd den dag des doods. 'k Heb mijn jeugd u toegeheiligd, Alles wisselt om mij heên, Maar door u, mijn God! beveiligd, Heb ik moedig doorgestreên; Ja, aan 't eindperk van mijn' tijd, Wordt mij de eerkroon toegewijd. [pagina 198] [p. 198] 'k Sla op de asgelopen jaaren Een' vernoegden blik, ô God! Agtbre grijsheid siert mijn hairen, Zachte wellust kroont mijn lot; Wroeging stoort mijn blijdschap niet; Jesus wenkt in 't ruim verschiet, Jesus is mijn Vriend en Broeder; 'k Volg zijn godlijk voorbeeld na. 'k Blijf der zwakken steun en hoeder, 'k Sla den nood der onschuld gaê; Lieve jesus! maar gij weet, Wat mij dikwijls struiklen deedt. Dikwerf zag uw oog mij dwaalen, Dikwerf boodt gij mij de hand; 'k Zag dan 't licht des heils weêr straalen, 'k Zag dan weêr mijn vaderland; Ja, uw liefde - uw broedertrouw Zag mijn traanen van berouw. [pagina 199] [p. 199] Al mijn schulden zijn vergeven; 'k Wacht de hoogste zaligheid; Jesus heeft, in Edens dreeven, 't Lieslijk roozenbed gespreid. 'k Stap van deez' bekoorlijke aard, Vreedsaam-stervend, hemelwaard. 'k Zie mijn vrolijk nakroost bloeien. Goede God! - de reinste vreugd Doet mijn' ouden boezem gloeien; Grijsheid is de kroon der deugd. Dwaasheid schraap', en mor', en zwoeg'; 't Kind des hemels heeft genoeg. 'k Ben de wellust van mijn kindren, Hun geluk bekoort mijn hart. Voel ik ooit mijn rust verhindren - Kindren! ach! 't is door uw smart; Waar gij immer onheil voelt, Wordt mijn levensvuur verkoeld. [pagina 200] [p. 200] 'k Zag uw dierbre Moeder sterven, Door uw traanen mild besproeid; 'k Moest haar troostend bijzijn derven, Doch, 'k bleef aan uw lot geboeid. Dierbaar kroost! mijn Levenslust! 'k Vind bij u mijn vreugd - mijn rust. 'k Hielp de huwlijkskroonen strenglen; In uw kroost herleeft mijn jeugd. Kleine, lieflijkbloozende Englen Schenken mij een hemelvreugd. De onschuld lacht mij vleiend aan; God! ontvang deez' dankbre traan; Kommerlooze Hartediefjens Speelen hupplend om mij heên; 'k Deel in uw geluk, mijn Liefjens! 'k Zie u blij op roozen treên; Hoe verrukt me uw tederheid, Daar gij om mijn kusjens vleit! [pagina 201] [p. 201] Ja, ik kusch uw roozenwangen; 'k Zie u, staamrend, om mijn' hals Blij met mollige armpjens hangen; Halve woordjens, lief en malsch, Teeknen mij 't onschuldig hart, Niets bewust van zorg of smart. 't Speelend wicht verjongt mijn jaaren; Lachjens vleien om geduld; Daar het kind mijn grijze hairen Om zijn blanke handjens krult; En met vleiende oogjens vraagt: Of zijn spel mij niet mishaagt? Goede God! zo wel te vreden Daalt mijn levensavondstond. De ouderdom spreidt zaligheden, 'k Zie mijn heil op deugd gegrond; Rijp voor een volmaakter kring, Word ik straks een hemelling. Vorige Volgende