Liederen voor het vaderland

[p. 195]

't Zesjaarig meisjen.

Wijze: Wel, wat of mijn kindjen schort?

Moeder! ben ik al verjaard?

Broertjen wenscht mij zegen.

'k Heb van zusje een kerssetaart

En een pop gekregen.

Neen, als 't elf uuren slaat,
Is het immers net zo laat,

Als toen 'k ben geboren?

'k Moet de klok eerst hooren.

[p. 196]

 

ô! Daar slaat ze! - Moeder! zeg,

 

Zou ik nu verjaaren?

 

Vliegt mijn vijfde jaar nu weg?

 

En waar is 't gevaren?

 

'k Voel toch niets - 'k ben zes jaar oud;

 

'k Heb een Bijbeltjen met goud

 

Van mijn Grootmamaatje -

 

En een' hoed van Naatje.

 

 

 

Moeder bakt een' grooten koek.

 

'k Speel met Zus en Nichtjens.

 

Vader gaf m'een mooien boek

 

Met van Alphens dichtjens.

 

Wat een blijde dag voor mij!

 

Moederlief! nu speelen wij,

 

Zonder eens krakeelen; -

 

Zult gij 't lekkers deelen?