Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] 't Zingende kind. Wijze: Schoon bloemgewas en jeugdig kruid! Nu zing ik recht vernoegd en blij, Mijn Moeder keurt dit goed, Ook zong zij dikwijls zelfs met mij; Dit wekt mijn lust en moed. Mijn zingen geeft aan Vader vreugd, Hij schonk mij zelf dit lied; Hij zegt, dat leerzaamheid, dat deugd Alleen genoegen biedt. [pagina 193] [p. 193] Lied. Mijn Schepper is mijn trouwste Vriend, Mijn blijdschap is zijn lust; Hij wordt door mij met vreugd gediend, Hij waakt zelfs, als ik rust. God waakt, al ziet mijn oog hem niet, Hij leidt mij, waar ik ga. De wereld is Gods rijksgebied, 'k Zing 't eeuwig danklied na. Ja, lieve jesus! godlijk mensch! Eens waart ge een kindje, als ik; Och! hoor mijn Ouders! zie hun' wensch! Hij klimt elk oogenblik - Hun liefdewensch klimt op tot God, Om mijn geluk - mijn vreugd; Mijn Ouders zeggen: 't beste lot l'loeit uit den schoot der Deugd. [pagina 194] [p. 194] ô Lieve jesus! dat uw leer Mijn jonge ziel verlicht'! Ja, dat mijn dankbre vreugd vermeer' Door elken Kristenpligt! 'k Doe wel aan elk' natuurgenoot, 'k Heb over 't kwaad berouw; Ik deel vol vreugd aan armen brood, Mijn Ouders lieve ik trouw. Ik leer - ik speel - ik dank - ik zing, Maar dat geen trotsheid ooit Aan mij de kroon der deugd ontwring'! Oprechtheid sluimert nooit. Dit lied heeft Vader zelf gemaakt, En mij zo lief geleerd; Ja, 'k weet, dat Moeder blijdschap smaakt. 'k Zing vrij - daar niets mij deert. Vorige Volgende