Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] Zondagslied. Wijze: Laastmaal had ik mij begeven tot 't jagen. Zoude ik mijn' God geen' blijden lofzang zingen, Daar heel natuur zijn trouw - zijn goedheid roemt? Ja, 'k volg het lied der vrije hemellingen; Juich kristenrei! die de Almagt Vader noemt, Vier dezen dag, aan godsdienst toegewijd, Juich! voel uw heil - 't is rustdag voor de vlijt. Grootsch klopt dit hart door onuitdrukbre weelde; Grootsch beeft mijn ziel door eerbied en ontzag; God, die 't heelal met reinen wellust streelde, God wordt gedankt; - God zegent dezen dag. Ja, Kristenrei! de zevendaagsche kring Wijdt aan uw nut - uw heil weer d'eersteling. [pagina 163] [p. 163] God kent ons hart, - ô vleiende gedachten! God kent ons hart - geen snoode huichlarij Geen valsche schijn heeft zaligheid te wachten, Ja, trotsche list verdoem' de oprechtheid vrij! God is getrouw - en jesus broedermin Leidt waare deugd zijn Vaders wooning in. Juich dan, mijn ziel! doe de aardsche zorgen vlieden! Juich dan, mijn ziel! geloof aan 't godlijk woord; God kent uw' nood - hij zal zijn hulp u bieden, God ziet uw' strijd in dit beneveld oord. Ja, blijde hoop! gij lacht mij troostend aan; God is getrouw - zijn waarheid zal bestaan. Dit is de dag, dien al de kristnen vieren. Zesmaal verrijst de zon voor noeste vlijt; Dan zien wij 't Oost met morgenroozen sieren, Dan wordt de dag aan Godsdienst vrij gewijd; Dan huwt het lied der vrije Kristenschaar Grootsch aan den klank der gouden citersnaar. [pagina 164] [p. 164] Ja, juichend choor der vrije hemellingen! Grootsch volgt mijn geest uw galmen tot Gods lof; Niets kan dees dag den vrijen kristen dwingen, Nu boeit geen zorg ons hart aan 't nietig stof; Nu knielen wij al biddend voor Gods troon, Ja, jesus pleit - de Vader hoort zijn' Zoon. Hoor, jesus! hoor uw waare vrienden zuchten: Ja, gij verreest op d'eersten dag der week! Dit denkbeeld kan den zwartsten nagt doen vlugten, Gij leeft - gij helpt, als ik om bijstand smeek. Hoe plegtig zweeft der Kristnen rust alom! Vrij treedt de deugd naar 't staatig heiligdom. Daar zien wij 't pad gebaand naar 't eeuwig leven; Daar wordt ons oog door hemelglans bestraald; Uit jesus Kerk is list en dwang verdreven. Geen Kristen vloekt zijn' broeder, schoon hij dwaalt; Neen, liefde geeft aan waarheid zwier en kragt. Nooit heeft Gods min een dwaalend kind veragt. [pagina 165] [p. 165] Kom, danken wij der Kristnen God en Vader! Lof zij uw' naam, ô Koning van 't heelal! Elk treedt vol vreugd met waaren ecribed nader, Elk voelt, hoe eens zijn glorie rijzen zal, Als wij, omkleed met grootsche onsterslijkheid, Den weêrglans zien van uwe majesteit. * * * Vorige Volgende