Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] De blijmoedige Kristen op den laatsten dag van 't jaar. Wijze: Je le compare avec Louis. Ik vier uw' sterfdag, vlugtig jaar! Ik vier uw' sterfdag met gezangen, Geen droefheid kan mijn' boezem prangen; Dat tijd - dat wissling henenvaar'; Ik zie vol blijdschap naar 't toekomend. De Jaaren, naar hun' oorsprong stroomend', Doen het beeld, dat ons streelt, Vliên, wij zien 't, schoon droomend. [pagina 149] [p. 149] Welaan, natuurgenoot! ontwaak, Ontwaak - en zie de schaduw vlugten. Blijft 't edel hart naar wellust zuchten, Welaan, dat zich uw heil volmaak'. De deugd maakt al haar kroost blijmoedig, Zij strooit haar paarlen overvloedig, Waar geluk wisselt druk Toch met vreugd al spoedig. ô Tijd! gij moogt de vleuglen slaan, Wanneer een jaar in 't niet moet zinken; Ik hoor gemengde galmen klinken; De lach smelt in een teedre traan; 't Gevoel spreidt heilige offervonken; Ik zie den gloed der liefde pronken; Tederheid dankt of schreit: Mij werdt vreugd geschonken. [pagina 150] [p. 150] ô God! gij gaaft mij dankensstof, Uw liefde kroont mijn oogenblikken, Eens smelten 's levens jongste snikken In 't eeuwig feestlied tot uw' lof. De blonde voorspoed lacht mij tegen, Mijn leven schijnt een' stroom van zegen, Lijdt dit hart immer smart; Troost bloeit langs mijn wegen. De kristen-godsdienst spreidt zijn' glans. Ik mag op 't veilig spoor der Reden, Van deugd tot deugd, naar 't godsrijk treden; Volmaaking vlecht mijn' gloriekrans. Mijn jesus! 'k mag u broeder noemen, 'k Mag in uw liefde uw grootheid roemen; Ja uw leer strooit, o Heer! 't Levenspad met bloemen. [pagina 151] [p. 151] Mijn Landgenoot! welaan dan - zing! Droog weg die traanen - zing Gods liefde, Schoon 't wreedst gevoel uw' boezem griefde; Dat waare deugd uw wanhoop dwing'. Zag u dit jaar bij 't sterfbed schreien - En moest ge een' liefling grafwaard leien? Ach - geen nood! zie den dood 't Vreedsaam rustbed spreien. Ja, weenende Ouders! 'k zie uw smart; 't Ontluikend lenteroosjen sneefde, Eer 't nog voor woeste stormen beefde, 't Wordt zalig, eer het rampen tart. Ik voel uw rouw, verlaten Wezen! Maar kunt ge in Gods bescherming vreezen? Wie ooit schreit, wordt gevleid; God zal trooster wezen. [pagina 152] [p. 152] ô Tijd! rol vrij de jaaren voord; De Kristen kent geen wisselingen, Geen sterflot kan zijn' danktoon dwingen, Daar de eeuwigheid door 't rouwfloers gloort: Maar 'k bloos om slegt-volbragte pligten, Ik kon meer helpen, troosten, stichten; Lieve God! 'k wil het lot Van elk mensch verlichten. * * * Vorige Volgende