Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] De weldenkende minnaar. Wijze: ô Zielverrukkende avondstond! Geen weidsche pracht verrukt mijn ziel, Geen rijkdom vleit mijn oog; Mijn roosjen! die door deugd beviel - Ons hart stemt even hoog. De rijke milkas boodt zijn' schat, Al vleiend voor uw hand; Maar 't hart, dat ik voorlang bezat, Bleef aan mijn min verpand. Neen, roosjen! neen, geen blinkend stof Teelt waare zaligheid; 't Geluk woont aan geen vorstlijk hof, Waar schijn de zinnen vleit. [pagina 144] [p. 144] De Deugd, die ons genoegen voedt, Mijn roosjen! kroont ons lot; Al streelt geen mollige overvloed, Wij smaaken 't reinst genot. Geen kroonjuweel geeft majesteit, Als 't vuige snoodheid siert; Neen, de onschuld geeft bevalligheid: Mijn meisjen zegeviert. - Zij zegeviert op dartlend schoon. Mijn roosjen! een teedre lonk, Een lonkjen spreidt uw ziel ten toon - Uw ziel, die hemelvonk. Uw vriendlijke aard, zo zacht als groot, Verrukt mijn gloeiend hart; Mijn hart - dat moedig ramp en dood Voor roosje en Vrijheid tart. Vorige Volgende