Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] De moedige kristen. Zou ik in de tegenspoeden, Die op 't menschlijk leven woeden, Altijd treuren, zonder hoop? Zonder hoop treurt nooit de Kristen. Och! of het mijn vrienden wisten! God bestuurt mijn' levensloop. Hij, die boven zonnekringen Wordt gediend van hemellingen, Ziet ook op mij aardworm neêr; Nimmer wil hij mij vergeten, En al werd mijn vleesch gereten, Hij blijft toch mijn God - mijn Heer! [pagina 116] [p. 116] Als ik hier op doornen trede, Dan ook gaat mijn Vader mede; Ja - door droefheid overmand, Roep ik in het bitterst lijden: Vader wil zijn kind kastijden! Ik - ik kusch mijn Vaders hand. Dat de boozen mij omgeven, Loeren op mijn dierbaar leven; Ik - ik ben in God een held! Vader hoorde steeds mij klagen; 'k Heb den vijand vaak verslagen; Door mijn' God behield ik 't veld. Moet ik als een vreemdling zwerven, Goedren, vrienden, maagen derven; Vader ziet zijn hulploos kind; Nooit zal hij mij heel verlaten; Of kan God zijn kindren haaten? 'k Weet - dat hij mij eeuwig mint. [pagina 117] [p. 117] Waar voor zou mijn ziel dan schrikken? Ik zal, bij mijn jongste snikken, Juichen over dood en graf; Ik zal overwinnaar wezen; Wil dan op mijn grafzerk lezen: Hij tradt de aarde juichend af. * * * Vorige Volgende