Liederen voor het vaderland
(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij
[pagina 111]
| |
[pagina 112]
| |
Blijdschap doet mijn' boezem gloeien:
Lieve God! een dankbre traan
Mag uit vonklende oogen vloeien,
Daar verrukking 't hart doet slaan;
Godvrucht doet de roozen bloeien
Langs mijn treurge levenspaân.
Nimmer zal mijn heilzon duiken,
Haar omwolkte glans bekoort;
'k Zie aan woeste doornenstruiken,
Bij het licht, dat scheemrend gloort,
Edens jong gebloemt ontluiken,
Met het waas der deugd omboord.
Lieve jesus! Heil der aarde!
Door uw reine zedenleer
Vindt de mensch zijn' stand en waarde;
De englen zien al juichend neêr:
't Speeltuig, dat verrukking snaarde,
Galmt in 't stof Gods eeuwige eer.
| |
[pagina 113]
| |
Juichende englen! ja-wij volgen! ...
't Kwijnend lied der sterflijkheid
Zij door grootscher toon verzwolgen:
Nimmer was Gods majesteit
Op een wormpjens vreugd verbolgen -
Vreugd - die Scheppers roem verbreidt.
Kristnen! Juicht - God mint uw zangen,
Jesus eischt uw dankbre vreugd;
Volgt uw gloeiend zielverlangen,
Zijt in God, uw' vriend, verheugd;
Laat zijn min de vrucht ontvangen
Van uw zaligheid - uw deugd.
't Vol genot van zaligheden
Is het doel van Gods bestuur;
Voor den Kristen bloeit een Eden
Aan den boezem der natuur:
't Schuldloos hart slaat wel te vreden,
Zacht ontvlamd door hemelvuur.
| |
[pagina 114]
| |
Godsdienst! - Godsdienst! donkre zorgen
Vlugten voor uw troostend licht;
Kwijnend daagt de schoonste morgen; -
Jesus! 'k voel der kristnen pligt:
Blijft de glans der vreugd verborgen -
Godsdienst heeft toch 't pad gerigt.
* * * |
|