Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] De vrije minnaares. Wijze: Wat is het schoon, het menschdom enz. Nooit zal mijn hart voor slaafsche zielen kloppen; Vrijheid! voor u ontluikt mijn jeugd. Zacht blinkt de dauw op jonge bloessemknoppen, Als ons het daagend licht verheugt: Zo pronkt de zucht voor 't Vaderland, Als 't jonge hart door liefde brandt. (bis) Licest zal nooit mijn fiere ziel bekooren. Licest ik haat uw' valschen aard: Eelhart, als ik, op vrijen grond geboren, Eelhart is al mijn agting waard. Geen laf gevlei onteert zijn deugd - Neen - waare grootheid kroont zijn jeugd. [pagina 16] [p. 16] Licest! hoe diep uw trotschheid zich vernedert, Geen blanke oprechtheid siert uw min, Geen grootsche deugd heeft ooit uw ziel vertederd, Neen - nooit wordt roosje uw echtvriendin! Licest, bezield door zelfbelang, Kuscht slegts de boei van slaafschen dwang. Elk, die om goud zijn Vaderland durft hoonen, Kent ook geen waare liefde of trouw; Elk, die zijn hulp aan heerschzucht durft betoonen, Kiest slegts uit dwinglandij een vrouw. Een trotschaard, door belang gevleid, Vervolgt - verdrukt onnozelheid. Eelhart! die drift, die heel uw ziel doet gloeien, Als Vrijheid u haar ketens toont; ô Zulk een drift doet teedre traanen vloeien! Eelhart! eens worde uw trouw bekroond! Ja - zulk een drift vergoodt uw min! Eelhart! - roosje is uw zielvriendin! Vorige Volgende