| |
| |
| |
De Baron van S.... aan de Heer R, F....
Wensch mij geluk, of noem mij krankzinnig, zoo als gij liefst wilt, Vriend rudolf! Nog deze week ben ik de bruidegom. Ja, ja, de schoone carolina geeft mij hare hand, op haar hart kan ik niet wel hopen, doch zoo inhalig ben ik ook niet, dat ik alles, wat zij geven kan, op eenmaal zou begeeren. Neen, ik ben met weinig tevreden; aan hare hand heb ik dus genoeg. ‘Maar zult gij u dan waarlijk in het huwelijk begeven?’ hoor ik u vragen. Ja wel jonge lief! eene schoone vrouw had, van het begin der wereld af, een onbepaald vermogen op ons geslacht; doch eene schoone vrouw, gelijk carolina is, kan meer dan wonderwerken doen. Met een' oogwenk toch zoude zij leeuwen en tijgers in lammeren en schoothondjes herscheppen. Intusschen heb ik mij lang als een held gedragen; gij moogt hierom lagchen zoo veel gij wilt. Het is geene kunst, om het regt van den sterksten tegen een weerloos schepsel te doen gelden; maar zeg mij rudolf! op uw geweten af, zeg mij, of carolina met die edele houding, met die zachte, eerbiedwekkende gelaatstrekken, en met die bekoorlijke, die tot in de ziel stralende oogen vol tranen, zoo geheel weerloos is? Ik weet zelf niet, welke kracht in hare blikken heerscht. Goede Engelen of Godheden be- | |
| |
teugelden mij. Neen rudolf! de Duivel zelf, die bergen en rotsen als ganze-veren door de lucht kan doen stuiven, terwijl hij met het zwaarste metalen stuk geschut, in plaats van eenen gewoonen snaphaan, op den schouder in de oude Stad Brugge op schildwacht pleeg te staan: de Duivel zelf, zeg ik, zou het regt van den sterksten bij carolina niet kunnen doen gelden. Ik nam duizend maal voor, om volgens uwen raad, met het uiterste geweld hare fierheid te dwingen; doch het was mij in hare tegenwoordigheid altijd zoo plegtig, zoo onbeschrijfbaar, zoo, ik weet zelf niet hoe. Maar zijt gij ooit in een hoog prachtig kerkgebouw, waar eenige duizenden in stillen ernst hun gebed ten hemel zenden, of waarin schoone statige orgeltoonen langzaam en plegtig weergalmen, geweest, en gevoeldet gij als dan niet iets, dat allen spotlust beteugelde? Nu, zoo iets omtrent gevoelde ik in de tegenwoordigheid van carolina. Eenmaal slechts, en dat wel denzelfden dag, waarop gij mij verlaten hebt, nam ik voor, door u getergd en beschimpt, carolina even op denzelfden voet, als alle andere bevallige schepseltjes, die mij in het warnet der schoonheid verstrikt hadden, te behandelen. Ik deed haar gevoelen, dat zij volstrekt in mijne magt was, en dat ik lang genoeg aan hare nietsbeduidende naauwgezetheid mijne wenschen had opgeofferd. Ja rudolf! ik overwon in dat oogenblik het ontzag, dat fiere deugd en heilige onschuld, zelfs den moedwillig- | |
| |
sten booswicht inboezemen; en toch moest ik voor de zachte majesteit van het edelste vrouwelijke schepsel, dat met eigene handen haar leven aan hare eer trachtte op te offeren, bezwijken. O! toen niets haar aan mijn geweld kon ontrukken, drukte zij zich eene puntige schaar in den boezem; haar bloed vloeide reeds, en verwde mijne hand, toen ik haar het helsche moordtuig ontwrong, en met de duurste eeden beloofde, haar niet te beleedigen, ja, zelfs zonder hare toestemming haar niet weder te zullen zien. Sidderende van ontroering en onwilligen eerbied, verwijderde ik mij, en liet de in mijn oog nu Goddelijke schoone, aan de zorg van vrouwelijke bedienden over. De vrome suzanna, dit weet gij, heb ik sinds lange weggezonden. Doch carolina heeft het vermogen, om in allen, die haar naderen, het bekeeringswerk te doen aanvangen. Zelfs de oude afschuwelijk leelijke geertruy, die mij, zoo wel als den oud adelijken eigenaar van dit Kasteel, in onderscheidene liefdesgevallen behulpzaam was: zelfs de oude afschuwelijk leelijke geertruy begint hare zonden te betreuren, en houdt carolina geen haar breed minder heilig dan st. ursula, of st. cecilia.
Nu, ik hield mijn woord; ik verscheen niet voor het oog van mijne lucretia, doch ik nam mijne toevlugt tot den ouden van eldenberg. Dezen echten Zoon des Satans deed ik met extra-post bij mij komen, en de grijze schurk met zijn ho- | |
| |
nend en beschimpend satersgezigt, noemde mij een' tien dubbelden gek, die mij door de kleine huichelaarster, gelijk hij zijne Schoondochter noemde, de wetten liet voorschrijven. Ik beloofde hem alles, wat hij begeerde, wanneer hij carolina tot mijne meest begunstigde Sultane, die mij niet meer schuwde en verachtte, kon herscheppen. Het geld waarvoor hij zijne arme ziel reeds duizendmaal verkocht heeft, verrukte hem, en hij zwoer en vloekte, dat zijne grijze haren te bergen rezen, binnen twee dagen zou carolina mij hare teederste vriendschap schenken.
Ik leefde nu, door hoop en vrees gemarteld, maar de oude zondaar vorderde niets. Het ging mij aan het hart, dat moet ik zeggen, wanneer ik hem zoo woest en wreed met het lieve schepsel hoorde te werk gaan, en het kostte mij meer dan eenmaal heel veel, om den gevoelloozen booswicht niet in de haren te vliegen. Ik had nog nooit kunnen besluiten, om, volgens uwen raad en dien van eldenberg, het onnoozel Kind volstrekt aan de Moeder te ontrukken; dagelijks was het nog eenige uren bij haar; doch gisteren morgen wandelde van eldenberg hare kamer op en neer, terwijl zij het lagchend wicht met engelachtige goedheid liefkoosde. Ik kon alles, wat gebeurde hooren en heimlijk zien. Op eenmaal trad van eldenberg naar carolina. ‘Zoo gij dit Kind waarlijk liefhebt,’ - zeide hij - ‘bewillig dan in den voorslag van den Baron, en heersch | |
| |
over uwe dwaze eigenzinnigheid. eduard, zeg ik u, is dood, hoe kunt gij dus langer van ontrouw beuzelen? Kies op dit oogenblik. Neem voor eeuwig afscheid van dit wicht; want ik wil het als de oorzaak van uw en mijn ongeluk haten. Een bediende heeft reeds order, om het naar K... te brengen, en het nog dezen avond op de straat als een' Vondeling, neder te leggen. Nooit zult gij, nooit zal ik, iets meer van dit rampzalig wezen hooren. Of verkiest gij het bij u te houden, en het in den schoot des overvloeds op te voeden: wel aan, maak dan den Baron gelukkig.’ Hij stond als een verscheurende leeuw voor de weenende Moeder, die haar Kind zoo vast aan het hart drukte, als wilde zij het voor zijne verslindende klaauwen beveiligen. Lang kermde zij luid, zij scheen God en de geheele natuur om ontferming te bidden. ‘Antwoord!’ brulde de wreedaard, en hij greep haar geweldig aan. ‘Misdadig kan ik niet worden!’ - snikte zij - ‘neen ik kan niet. O! mijn Kind! gij zoudt uwe Moeder haten en verachten! Neen! neen! ik kan niet.’ Nu rukte hij den zuigeling uit hare armen en riep mijn' knecht. carolina vloog in eene soort van woede op, en poogde hem den geliefden roof met inspanning van alle hare krachten te ontweldigen. Ik kon mij niet langer bedwingen, ik vloog te gelijk met den ouden frederik binnen; doch de beminnelijke carolina lag als verstijfd in eene doodelijke onmagt. ‘Monster!’ - riep ik tegen van eldenberg - ‘gij hebt haar | |
| |
vermoord!’ Ach! de hemel weet, wat ik al niet tegen hem uitbraakte, doch hij bleef koel, en lachte den helschen lach der onzinnigste boosheid. Lang hield ik de ongelukkige Schoone voor dood. geertruy en alle, die haar omringden weenden. Toen zij eindelijk teekens van leven gaf, ontvlood ik haar. van eldenberg spotte en tergde al het goede uit mijne ziel weg. Dezen morgen gaf hij carolina een bezoek; doch ik had gedreigd, hem te vermoorden, indien hij haar wreed behandelde. Intusschen had zich de booswicht meester gemaakt van zijn' Kleinzoon, en hem bij de tuinmansvrouw doen bestellen. Met eene soort van zegepraal stapte de oude, na het afgelegde bezoek, in mijne kamer. ‘carolina is de uwe, op welke eene wijs gij ook wilt.’ - zeide hij - ‘Zij geeft u hare hand als Echtgenoote; maar het staat aan u, om een waar of een valsch huwelijk aan te gaan.’ - ‘carolina geeft mij hare hand?’ - riep ik, in vervoering - ‘Neen afschuwelijk mensch! ik zal een waarachtig, heilig huwelijk met haar sluiten, dat zweer ik u.’ Ik vloog nu naar carolina, zij lag verbleekt en magteloos op de kanapé. ‘Waar is mijn Kind!’ zuchte zij. ‘Als de Baronnes van s...’ - zeide van eldenberg, - ‘ziet gij het eerst weder.’ Ik had geen' moed, om te spreken, doch ik drukte haar de hand, en ging heen. Na een paar uren wordt de plegtigheid voltrokken. Vaarwel rudolf, ik blijf uw getrouwe
van s....
|
|