| |
| |
| |
De Heer W. van Nieuwvlied aan den Heer Reinhart.
Geëerde Heer en Hooggeschatte Vriend!
Met een hart, vol van de verschillendste aandoeningen, neem ik heden de pen op. God weet, uit welk een oogpunt mijn gedrag door u beschouwd wordt; want is mijn vurigste wensch vervuld, en mag ik de vleijende hoop, die zoo geruststellende in mijne ziel fluistert, gehoor geven, dan is de dierbare carolina op dit oogenblik bij u in veiligheid, Ik durf, ik kan mij het tegenovergestelde niet voorstellen, Hemel! zou de eerbiedwaardige, maar weerlooze Vriendin van mijne ziel, nog vlugtende rond dwalen? Vlugtende voor mij, voor haren eeuwig beminnenden Vriend, die den laatsten droppel van zijn bloed zoo gaarne voor haar geluk, voor hare onschuld zou opofferen! Dit verschrikkelijk denkbeeld verscheurt mij het hart. Neen, de geliefde dwaalt niet hulpeloos rond. Ik heb geene moeite onbeproefd gelaten, om haar verblijf te ontdekken, alles, alles dwong mij hiertoe, liefde, hemelsche liefde, waarmede Gods Engelen elkander beminnen, bange kommer voor hare veiligheid, en het pijnigende verlangen, om mijn gedrag in het ware licht te stellen, en de vermoordende gedachte, die in het rein, in het edel hart van carolina tegen mij zoude kunnen opkomen, afteweren. Ach! dit | |
| |
alles dwong mij, om geen oogenblik te verzuimen. Doch nergens, nergens vond ik het spoor der dierbare vlugtelinge, die mij miskende. Alleen dit ontbrak nog, om den laatsten zoeten droppel vertroosting, die in den beker des levens voor mij vloeide, te verbitteren. carolina moest mij miskennen, zij moest mij met afgrijzen als een' verrader van zich stoten, en mijnen beschermenden arm, als den arm van haren moordenaar, van haren eeuwigen vijand, ontvlieden. Edeldenkende, vaderlijke Vriend! om 's hemels wil! veroordeel mij niet, zelfs niet op het getuigenis van uwe dierbare Dochter. O! kon ik de flaauwste schaduw van verdenking, uit haren reinen Engelen ziel wisschen! Maar kan ik dit niet? Kan carolina aan eene betuiging, die ik in de tegenwoordigheid des Alwetenden hier neer schrijf, een oogenblik geloof weigeren? Neen, hare ziel is veel te edel, om zich zulk eenen afschuwelijken booswicht, gelijk ik waarlijk zijn zou, wanneer ik de waarheid hier geene hulde deed, voor te stellen.
Wel nu dan, eeuwig dierbare carolina! reine hemelsche Vriendin! ik ben onschuldig, ik had geen ander oogmerk, dan om u aan de helsche boosheid van den Baron van s... te ontrukken, en in de armen van uwen geliefden Vader, en in die van uwe moederlijke Vriendin terug te voeren. O! hoe kon het in u opkomen, uwen van nieuwvlied slechts een oogenblik te verdenken? Zou ik het voorwerp der heiligste liefde, slechts maar door een onrein voornemen, door eene onedele poging kunnen vernederen? Zoude ik de zaligheid der onschuld, en | |
| |
der zegepralende deugd aan u, voor wie ik mijn geheel aanzijn niet te kostelijk zou rekenen, kunnen ontrooven? Neen, Vriendin! uwe reine onschuld, uwe heilige deugd zijn eigenlijk de goddelijke vonken, die de zuivre vlam van mijne liefde tot in de eeuwigheid, waar gij mij voor het heelal als uwen waarden Vriend zult erkennen, doen voortduren. Mijne liefde voor u, behoeft zich voor het vlekkeloos oog des Eeuwigen niet meer te verbergen. Neen, carolina! mijne liefde is gelouterd, en tot de heiligste vriendschap veredeld. Uw geluk is het hoogste toppunt van mijne wenschen; en ik zou dat kunnen verwoesten? O! welk een onbepaald vertrouwen stelde ik op uw geloof aan mijne onschuld, toen ik mij aan u ontdekte. Hoe lang had mij het hart in de zwoegende borst niet geklopt, terwijl ik uwen doodelijken angst in het hatelijk rijtuig aanschouwde! O! dat gij mij toen niet herkende, eeuwig dierbare Vriendin! Rust, kalme rust wilde ik in uwe angstvolle ziel ademen, doch te vergeefs; de sidderende carolina herkende haren Vriend niet. Het eerste gunstige oogenblik nam ik waar, om mij te ontmaskeren; luid riep mijn hart mij toe: carolina zal zich volkomen aan haren Vriend vertrouwen; maar mijn hart misleidde mij. O Vriendin! sprak dan mijne ziel niet meer in mijne gelaatstrekken, of was die taal voor u onverstaanbaar geworden? Als eenen verrader, stiet gij mij van u. Duizend vergiftigde moorddolken hadden mij zoo pijnelijk niet kunnen grieven, als de jammer-volle gil, waarmede gij van mij terug deinsdet. Ik vertrouw- | |
| |
de mijne zintuigen niet, alleen het gevaar, waarin gij u bevondt, gaf mij op dat tijdstip aan mij zelven weder. Ach! ik kon, ik moest toen mijne trouw noch mijne onschuld u bewijzen; want was ik ontdekt geworden, o! dan waart gij mij door de verachtelijkste huurlingen uit de armen gescheurd. Doch het wordt tijd, dat ik de omstandigheden, die mij in u oog zoo verachtelijk vertoonden, nader voor u, en voor mijnen vaderlijken Vriend, reinhart ontwikkel.
Sinds lange had ik den Baron van s. in het oog gehouden. Ik weet, dat hem niets te heilig is. Van zijne vroegste jeugd af, scheen hij aan de laagste zedenloosheid toegewijd, en geen wonder; zijn Vader, trotsch op het bezit van aanzienlijke schatten, vorderde niets van zijnen eenigen Zoon, dan alleen, dat hij de kunst leerde, om door zijnen rijkdom over alle voorschriften van pligt en deugd te zegepralen. De jonge van s... bezat ook te weinig natuurlijke grootheid of edelheid van ziel, om zich tegen dit rampzalig opvoedingsplan te verzetten. Nog een jonge Knaap zijnde, stelde hij zijnen roem in het plegen der baldadigste kinderlijke misdrijven, en als jongeling, schaamde hij zich zelfs het getrouw in acht nemen der welvoeglijkheid. Om zijn bederf te voltooijen gaf men hem een' Gouverneur, die de menschheid tot oneer verstrekte. De jonge van sleerde van dezen ellendeling de snoodste ondeugden, wel met den fijnen sluijer der beschaafdheid bedekt, maar des te afschuwelijker. Ja, hij zonk telkens dieper neder, want elk kiempje van natuurlijke en Christelijke godsdienst, dat door zijne | |
| |
al te vroeg gestorvene Moeder in zijn jong hart was aangekweekt, werd verstikt. van s... kwam van de Hoogeschool, overladen met de verachting van elk, die hem kende, alleen lage vleijers, die den rijken verkwister heimelijk bespotteden, en openlijk toejuichten, maakten hem duizelig, door den valschen lof, dien zij hem toezwaaiden. Weinig voorzeker was van zulk een' jongen Regtsgeleerde te verwachten; doch hij had ook slechts gestudeerd, om hierdoor in den rang, geplaatst te worden van de zulken, die aanspraak op de aanzienlijkste ambten maken.
Ik vernam van tijd tot tijd de hatelijkste gruwelstukken, die door hem gepleegd werden; en deze booswicht durfde de verfoeijelijkste ontwerpen smeden, om ook het sieraad der geheele menschheid aan zijne verachtelijkste begeerten opteofferen! Meer dan eenmaal zijn deze ontwerpen verijdeld. Gelukkig werd uwe rust niet gestoord door de gevaren, die u dreigden, dierbare carolina! Ach! in het listigste zamenweefsel der ondeugd, zocht men u reeds te verstrikken, toen gij nog volkomen gerust aan de zijde van uwen eduard op Vredenburg leefde. Doch uw Vriend waakte voor u, neen het was de Engel der zuivere onschuld, die mijne pogingen zegende. Eindelijk moedeloos geworden door teleurstellingen, scheen de Baron u te vergeten; immers zoo dacht ik, maar de boosheid sluimert niet. Ik beef op het denkbeeld, dat de Vader van uwen Echtgenoot, zich zoo diep vernederde, om zich als een' loontrekkenden dienaar der helsche ondeugd te laten | |
| |
gebruiken. Neen, edele Vriendin! ik wil een gordijn voor dit bedroevende tooneel schuiven.
Toevallig bevond ik mij, op het Dorpje ..... in de herberg, waar mijn paard eenige uren, moest rusten, toen robbert van elten, de Akademie Vriend van van s., vergezeld door eenige onbekenden, daaraan kwam. van elten is een jong mensch, dat mij altijd belang en medelijden inboezemde; hij is ten uitterste gestreng door zijne Voogden opgevoed, hij bezit veel genie, maar zijn hart is ellendig verwaarloosd; dringende behoefte, en eene onweerstaanbare zucht, om zijne kundigheden uittebreiden, dwongen hem meermalen, om van s... eenige diensten te bewijzen; wat zeg ik? het geweten des Jongelings had zich allengs verhard, en hij ontzag zich niet langer, om aan zijne winzucht het heiligste gevoel van pligt op te offeren. Hij herkende mij al ras. Wij geraakten in een gemeenschappelijk gesprek; zijne onrust verraadde hem, en ik meende te ontdekken, dat de uitvoering van eene gruweldaad hem op het hart drukte. Ik won zijn vertrouwen. Hij beleed mij alles. ‘Ik moet hier vertoeven tot het donker wordt,’ - zeide hij - ‘dan plaats ik mij gemaskerd in een' wagen, die mij hier bragt, en rijd tot op het midden der heide, om daar de beminnelijke Dochter van den braven reinhart uit de handen van haren verachtelijken Schoonvader overtenemen. In den nacht koom ik als dan hier aan. Ik moet de verschrikte schoone eenige uren rust geven, en haar vervolgens op het landgoed en in de armen van den schandelijken van s... leveren.’ Doe | |
| |
ik dit niet, o! van nieuwvlied! dan ben ik ten uiterste ongelukkig. Ik heb voor mij onbetaalbare schulden; ik moet de Akademie ontvlugten, zoo wel als mijne Voogden, of ik zie mij binnen een paar dagen in een verbeterhuis geplaatst.
Ik behoef u niet te zeggen, wat ik deed, om den ongelukkigen tot het voldoen van mijnen eenigen wensch overtehalen. In mijne kleeding reed hij met mijn paard en knecht van daar weg, en met eene Vrouw, die mijne geliefde Vriendin en haren zuigeling moest oppassen, stapte ik, toen het donker werd, gemaskerd in den wagen. Het overige is u bekend, tot het verschrikkelijk oogenblik toe, waarvan ik zoo veel zaligheid had verwacht. Als versteend verliet ik de kamer van de zich zoo zwaar beleedigd wanende carolina. Men wekte mij uit eene vreesselijke bedwelming, toen de dag begon te schemeren. Bevende tikte ik nu aan de deur van uwe kamer, doch ik hoorde niets. Ik moest de deur openen, en gij waart mij ontvlugt. Ach! reeds eer ik des avonds gemaskerd in den bewusten wagen was gestapt, had ik alles tot uwe redding bezorgd. Mijn knecht had robbert slechts tot W...... vergezeld, van daar was hij met een fargon terug gekeerd, en verwachtte ons in het dennenbosch, dat achter het Dorpje ligt. Uw afschrik van mij, geliefde Vriendin! in het noodlottigst oogenblik, had mij zoo geheel diep ter neder geslagen, dat ik niet in staat was, om behoorlijk te denken. Ook moest ik mij zorgvuldig voor de bedienden van van s..... in acht nemen. - rob-
| |
| |
bert, dit wisten zij, moest geen enkel woord afzonderlijk met u spreken. Wat kon ik dus doen? En nu, ach! nu was alles verijdeld. Zonder eenig gerucht te maken, vloog ik den geheelen omtrek van het Dorpje door. Ik vond u nergens, ik ontmoette eindelijk mijn' knecht, die ons in het dennenbosch wachtte, en ik reed voort, om u, ware het mogelijk, aan uwe vervolgers te ontrukken. Het is mij niet gelukt, dierbare carolina! u te vinden; maar tot mijne geruststelling weet ik, dat de bedienden met den wagen zonder u, bij den Baron van s..... zijn aangekomen. Ik bevind mij bij mijnen ouden Vriend van rein. O! meld mij, edeldenkende Grijsaard! dien ik als mijnen Vader, ach! dien ik als den Vader van carolina eerbiedig, meld mij, met welk een oog ik door u, en door mijne eeuwig geliefde Vriendin word beschouwd. Ik verstout mij niet, om bij u te komen, neen! het geringste overblijfsel van eenige verdenking zoude mij martelen, schoon het gevoel, dat ik mijn' pligt betrachtte, mij voor God en voor mij zelven regtvaardigde. Vaarwel eerbied waardige Heer en Vriend! Gods liefde bescherme u, en de dierbare carolina. Ik blijf met de heiligste hoogachting uw droefgeestige Vriend,
w. van nieuwvlied.
| |
Naschrift.
Ik ontvang zoo even, terwijl ik reeds bezig was dezen te sluiten, eenige regelen van den ouden Heer waarburg, bij wien ik dezen morgen | |
| |
doorbragt, en den troost der ware vriendschap zocht; die smartverwekkende regelen melden mij, dat carolina zich tot heden toe nog niet in het vaderlijke huis bevindt. Goede Hemel! de berigten, die ik hieromtrent verkreeg, en mijne geruststellende vermoedens waren dan valsch? Waar zwerft de dierbare ongelukkige. De Heer waarburg schrijft mij ook, dat de snoode Baron van s..... niet op deszelfs landgoed is. O! hoe wordt mijne ziel gemarteld. Ik durf de mogelijkheid, die mij voor den geest zweeft, niet doordenken. Doch waarom zou ik u den vaderlijken boezem ook nog meer verscheuren? Neen, zijt gerust, ik vlieg heen, ik vlieg uwe Dochter ter hulp. Ik zal haar aan de magt van elken booswicht ontwringen, en haar aan u weder geven. O God! bescherm gij haar, en bestuur mijnen moed.
|
|