maak ik heden gebruik; de sentimentele ziel van mijne nog onhandelbare schoone, zal, hoop ik, hier in deze eenzaamheid, waar het stof der verstorvene eeuwen, de nog altijd even jeugdige natuur om de ooren stuift, voorzeker wel verteederen.
O van eldenberg! wat is het toch, dat mij zoo veel eerbied inboezemt voor de schoone carolina? Met eene gloeijende drift wenschte ik haar te bezitten, van het eerste oogenblik af, waarin ik haar leerde kennen. Nijd brandde in mijne blikken, wanneer ik uwen Zoon zoo vrij, zoo gemeenzaam met zijne Gade zag omgaan. Ik vormde duizenderlei ontwerpen, om die Vrouw, de eenige, die ik in de geheele wereld begeerde, het kostte, wat het wilde, in mijne magt te krijgen. Doch niet één ontwerp scheen mij uitvoerlijk. Eindelijk verlaat haar uw Zoon; ik hoor nu tevens het gerucht, dat hij de wereld verlaten heeft; en straks schenen alle hinderpalen uit den weg geruimd. Doch carolina bleef onverbiddelijk. Zie van eldenberg! alleen om harent wil, had ik mij, geloof ik, zelfs de ellendige huwelijksbanden getroost. Doch alles scheen in de lucht geschermd te zijn. Wilde ik mijne vurigste neiging bevredigen, dan moest ik de jonge, schoone, maar arme Vrouw, in spijt van alle hare vooroordeelen een gelukkig leven doen genieten. Mijne geheele bezitting wilde ik opofferen, om haar in mijne magt te hebben, en dit is mij gelukt. Zij is, zoo gij wilt, mijne gevangene; doch ik bezit geen vermo-