strueerde een vijandbeeld over de representanten van de vrijzinnige sector en verweet hen intolerantie en monopolisering. Tussen protagonisten van het verruimd katholiek romanmodel en niet-katholieken bestond deze radicale afscheiding niet. Er waren contacten, vormen van samenwerking en blijken van wederzijdse waardering over de levensbeschouwelijke grenzen heen (b.v. Brulez in DWB).
De prozaopvattingen in vrijzinnige en neutrale tijdschriften variëren tussen uitersten. Linkse maatschappijvisies gaven in enkele gevallen aanleiding tot radicale keuzes voor een romankunst in dienst van het sociale ideaal. Daarnaast waren er pleitbezorgers van een autonomisering in de letteren, die de eigen wetmatigheden en literaire schoonheidseisen primordiaal stelden. Er bestond een vrij algemeen verspreid, hier en daar heftig verzet tegen het letterkundig folklorisme, soms refereerde men in dit verband aan Vermeylen.