Kunst en leven, een wankel evenwicht
(1994)–Lut Missinne– Auteursrechtelijk beschermdEthiek en esthetiek: prozaopvattingen in Vlaamse tijdschriften en weekbladen tijdens het interbellum (1927-1940)
1.1. BourdieuVeld - habitusGa naar voetnoot(7)De focus van Bourdieus sociologisch onderzoek is gericht op de relatie tussen enerzijds de sociale, maatschappelijke en economische posities van sociale actoren, en anderzijds hun symbolische praxis of cultureel handelen. De basisconcepten van zijn onderzoeksmodel zijn veld en habitus. In een opstel van 1980, ‘Quelques propriétés des champs’, definieert Bourdieu velden als ‘des espaces structurés de positions (ou de postes) dont les propriétés dépendent de leur position dans ces espaces et qui peuvent être analysées indépendamment des caractéristiques de leurs occupants (en partie déterminées par elles)’ (Bourdieu 1980:113). Binnen de sociale ruimte, die zelf een veld vormt, onderscheidt hij diverse velden. Zo kan men spreken van het politieke, het wetenschappelijke, het intellectuele of het artistieke veld. Vanuit de hypothese dat er tussen verschillende velden structurele en functionele homologieën kunnen optreden, probeert | |
[pagina 23]
| |
Bourdieu universele veldmechanismen te formuleren. Daarnaast moet men er wel rekening mee houden dat elk veld ook beschikt over een relatieve autonomie, die zowel in de praxis als in het bewustzijn van haar actoren is afgegrensd en die zich manifesteert in een eigen specifieke veldlogica (Fischer 1987:166). Een veld wordt beheerst door conflicten die de uiting zijn van een machtsstrijd, waarvoor de metafoor van het spel wordt gebruikt. De implicaties van deze metafoor, onder meer de suggestie van een ‘uitvinder van het spel’ en van spelregels als expliciete normen, wijst Bourdieu echter van de hand. De term doelt op ‘une activité qui, sans être nécessairement le produit de l'obéissance à des règles, obéit à certaines régularités’ (Bourdieu 1987:81). De inzet van het spel is het monopolie over het gezag, de legitimiteit binnen dat veld, en de strijd kan gericht zijn op ‘la conservation ou la subversion de la structure de la distribution du capital spécifique’ (Bourdieu 1980:114). Wie een machtspositie inneemt, zal gebruik maken van conserverende strategieën om de orthodoxie te verdedigen, terwijl nieuwkomers met subversieve strategieën een breuk met de heersende legitimiteit (doxa) zullen proberen te forceren. Het is de kritische breuk van de nieuwkomers met de doxa, die het zwijgen van de heersende groep verbreekt en haar dwingt tot een verdediging van de orthodoxie (Bourdieu 1980:114). Zo kan het gebeuren dat in een periode van literaire vernieuwing de traditionele standpunten van diegenen die het veld domineren, opnieuw of zelfs voor de eerste keer worden geëxpliciteerd en gelegitimeerd, op het moment dat en precies omdat ze worden aangevallen. Het is ondermeer de interne structuur van het veld, omschreven als ‘un état du rapport de force entre les agents ou les institutions engagés dans la lutte’ (Bourdieu 1980:114), die de actoren met hun veranderingsstrategieën beogen te wijzigen. Deze structuur vormt dus tegelijk de grondslag van de veranderingsstrategieën en hun object. Maar ondanks alle tegenstellingen en conflicten delen de actoren van een veld ‘une complicité objective qui est sous-jacente à tous les antagonismes’ (Bourdieu 1980:115). Dit houdt in dat alle partijen de waarde van het spel, zijn inzet en de spelregels met een impliciete vanzelfsprekendheid aanvaarden. In produktievelden van culturele goederen is het zelfs zo dat ‘la subversion hérétique se réclame du retour aux sources, à l'origine, à l'esprit, à la vérité du jeu, contre la banalisation et la dégradation dont il a fait l'objet’ (Bourdieu 1980:116). Men kan hierbij denken aan André Gide die een terugkeer naar de ‘roman pur’ bepleitte. Een begrip dat complementair is met dat van het veld, is dat van de habitus. De habitus vormt een systeem van disposities, die het resultaat zijn van een onbewuste interiorisatie van de objectieve veldstructuren. Het zijn dus principes, houdingen, opvattingen, denkwijzen en normen die het | |
[pagina 24]
| |
produkt vormen van bepaalde levenscondities. ‘Als het begrip veld duidt op de uitwendige, “dingmatige” en dwangmatige structuur van relaties tussen posities [...], slaat het begrip habitus op de inwendige, “belichaamde” disposities’. Habitus is echter niet louter een passief begrip. Het is ook ‘de oorsprong [...] van praktische representatie- en zingevingsschema's en strategieën van praktisch handelen’ (Pels 1989:13-14). Bourdieu benadrukt de tweezijdigheid van het begrip (het gedetermineerd -zijn-door en het determineren van de objectieve posities) wanneer hij habitus omschrijft als ‘le système de dispositions acquises par l'apprentissage implicite ou explicite qui fonctionne comme un système de schèmes générateurs’ (Bourdieu 1980:119). In deze laatste hoedanigheid draagt de habitus bij tot het voortbestaan van het veld en vervult hij een scharnierfunctie tussen het veld en de praxis. Het is belangrijk op te merken dat de habitus niet alleen de handelingspraktijk stuurt, maar ook de waarneming en de beoordeling van andermans handelen, de voorstellingen of representaties. De disposities vormen ‘un système de schèmes de perception et d'appréciation des pratiques’ (Bourdieu 1987:156). In beide gevallen verschijnt de habitus als de uitdrukking van een sociale positie.
Twee vragen dringen zich intussen op: ten eerste, wordt Bourdieus model niet bedreigd door een reductionistisch determinisme, en, ten tweede, in hoeverre bestaat er in dit model, indien de habitus een verzameling van ‘onbewuste’ disposities is, ruimte voor subjectieve intenties? Op de eerste vraag antwoordt Bourdieu als volgt: de relatie tussen veld en habitus mag niet worden opgevat als een mechanische causaliteit tussen omgeving (veld) en bewustzijn (habitus, disposities), maar als een dialectische relatie, waarbij de habitus datgene waardoor hij wordt bepaald, helpt bepalen (Bourdieu 1982:48). Aan de disposities wordt een zekere autonomie toegekend, zodat de habitus nieuwe posities kan creëren en nooit volledig op de veldlogica kan worden teruggevoerd (Bourdieu 1980:211). Men kan daar nog aan toevoegen dat de praxis niet resulteert uit de habitus alleen, maar uit een samenspel van interne en externe factoren, van belangen en mogelijkheden, van habitus en veld. De handelingspraktijk is steeds het resultaat van een interactie tussen de sociaal geconstitueerde habitus van de actoren en de sociale ‘dwang’ tengevolge van hun positie in een produktieveld, met andere woorden van de specifieke veldlogica. Gelijke disposities zouden in een andere veldstructuur tot andere positiekeuzes kunnen leiden (Bourdieu 1984:17). In feite gaat het om een gecontroleerde vrijheid: ‘L'habitus [...] permet de produire l'infinité des actes de jeu qui sont inscrit dans le jeu à l'état de possibilités.’ (Bourdieu 1987:89). Over subjectieve intenties bij het handelen spreekt Bourdieu weinig. Het handelen waaraan de habitus ten grondslag ligt, is in elk geval geen be- | |
[pagina 25]
| |
wust, intentioneel handelen.Ga naar voetnoot(8) Buitenstaanders kunnen wel de indruk hebben dat actoren volgens subjectieve intenties of bewuste strategieën optreden, maar vaak gaat het voor de actoren zelf om een immanente motivatie, om vormen van onbewust handelen (Laermans 1983:42). Strategieën van actoren die betrokken zijn in een legitimiteitsstrijd binnen een veld, zijn afhankelijk van de positie die ze innemen in dat veld en van het belangGa naar voetnoot(9) dat ze er bij hebben die structuur te behouden of te wijzigen (Bourdieu 1988:545). Hun handelen wordt dus gestuurd door objectieve en subjectieve factoren. Bewuste strategieën worden in Bourdieus model niet uitgesloten, maar allicht krijgen ze zo weinig aandacht omdat hij ze afhankelijk maakt van het al of niet aanwezig zijn van een bewuste reflectie op de structurele posities in het veld. Pas in discussies en expliciete positiebepalingen komen dergelijke reflecties op het veld - en dan nog in fragmentarische vorm - in het bewustzijn van de actoren voor (Bourdieu 1988:556). Het ligt voor de hand dat het belang en het aandeel van bewuste strategieën sterk kan verschillen naargelang van het onderzochte veld.
De oppositie tussen orthodoxie en heterodoxie die elk veld kenmerkt, vormt de basis voor dynamiek en veranderingen binnen dat veld. Het veranderingsproces krijgt zijn impuls van de strijd tussen enerzijds actoren die naar conservatisme neigen, die voor routine kiezen en anderzijds zij die aansturen op breuken, zij die de gevestigde vormen bekritiseren en de courante modellen aanvallen (Bourdieu 1988:545). Externe factoren die veranderingen beïnvloeden (economische crisissen, technologische evoluties, politieke verschuivingen) oefenen hun invloed nooit op een directe manier uit, maar veroorzaken een transformatie in de structuur van het veld. ‘[Le] champ n'est jamais le reflet direct des contraintes ou des demandes externes, mais une expression symbolique, réfractée par toute la logique propre du champ’ (Bourdieu 1980:219). | |
Het literaire veldBourdieus eerste systematische uiteenzetting over het literaire veld verscheen als theoretische inleiding bij een nummer van Lendemains, dat een bundeling bevat van studies die zich op zijn veldtheorie baseren (Bourdieu 1984). Ook het literaire veld wordt beschouwd als een ruimte van objectieve relaties tussen objectief gedefinieerde posities (die bijvoorbeeld worden ingenomen door vertegenwoordigers van vernieuwende en traditionele richtingen). Met deze structuur van posities (champ des positions) verbindt Bourdieu nu een structuur van literaire manifestaties (champ de | |
[pagina 26]
| |
prises de positions) die hij als volgt definieert: ‘l'ensemble structuré des manifestations des agents sociaux engagés dans le champ, oeuvres littéraires ou artistiques évidemment, mais aussi actes et discours politiques, manifestes ou polémiques’ (Bourdieu 1984:6). Beide, le champ des positions en le champ des prises de position, zijn methodologisch niet van elkaar te scheiden. Grondige veranderingen in le champ des prises de position (b.v. belangrijke literaire evoluties) kunnen immers slechts resulteren uit veranderde krachtverhoudingen binnen le champ des positions. Wanneer een nieuwe literaire groep een plaats inneemt in het veld (champ des positions), dan verandert de hele constellatie en wordt ook het geheel van mogelijke opties (champ des prises de positions) getransformeerd of herschikt (Bourdieu 1984:6).Ga naar voetnoot(10) Twee kwesties zijn hierbij nog van belang: 1. Le champ des prises de position heeft ook een autonome veldlogica. De relatie met le champ des positions is bijgevolg niet een directe maar een homologe overeenkomst. 2. Elke prise de position wordt gedefinieerd in haar relatie tot het geheel van prises de position én in haar relatie tot de ruimte van mogelijkheden die worden aangeduid of gesuggereerd (Bourdieu 1984:7).
Bourdieu onderscheidt drie momenten in de analyse van een literair veld: ‘[1] premièrement, une analyse de la position du champ littéraire ou du champ artistique dans le champ du pouvoir; [2] deuxièmement, une analyse de la structure des relations objectives entre les positions qu'occupent dans le champ de production culturelle des individus ou des groupes placés en situation de concurrence pour la légitimité intellectuelle ou artistique; [3] troisièmement, une analyse des habitus [...] auxquels une position et une trajectoire déterminées à l'intérieur d'un champ de production culturelle occupant une position déterminée dans la structure des classes dominantes fournit une occasion plus ou moins favorable de s'actualiser.’ (Bourdieu 1984:5).Ga naar voetnoot(11) Ad 1. De positie van het literaire en artistieke veld binnen het machtsveld is een gedomineerde positie. Deze situering is belangrijk omdat hierdoor twee concurrerende hiërarchiseringen worden ingesteld: een ‘hiérarchisation hétéronome’, die afhankelijk is van niet-artistieke principes, | |
[pagina 27]
| |
zoals verkoopsucces, literaire prijzen, succes bij het publiek,Ga naar voetnoot(12) en een ‘hiérarchisation autonome’ op basis van het literaire of artistieke prestige (Bourdieu 1984:12). Bourdieu voert de hypothese aan dat een versterking van de autonomie van het literaire veld het belang van het heteronoom hiërarchiseringsprincipe doet afnemen. Voor het autonoom hiërarchiseringsprincipe zou het omgekeerde gelden. De relatie tussen het literaire veld en het machtsveld heeft ook nog belang voor de interpretatie van de strijd binnen het literaire veld. Een gevolg van het feit dat er belangrijke - hoewel meestal verborgen - structurele en functionele homologieën tussen de velden kunnen worden vastgesteld, bijvoorbeeld tussen fundamentele opposities binnen het culturele veld en die binnen andere velden, is dat ‘les luttes qui se déroulent au sein du champ englobé sont toujours surdéterminées et tendent toujours à fonctionner dans la logique du coup double ou du double jeu’ (mijn curs., Bourdieu 1984:14).Ga naar voetnoot(13) De relatieve autonomie van het produktieveldGa naar voetnoot(14) bestaat erin dat het een eigen concurrerend legitimiteitsprincipe (de autonome hiërarchisering) produceert en oplegt, ‘ignorant les exigences externes d'une demande sociale subordonnée à des intérêts religieux ou politiques’ en met zelfgeconstitueerde normen zijn eigen Produkten en producenten beoordeelt (Bourdieu 1971:51). Ad 2. De structuur van het produktieveld wordt gekenmerkt door de oppositie van een champ de production restreinte en een champ de grande production. ‘L'opposition principale s'établit entre les producteurs les plus autonomes (champ de production restreinte), détenteurs d'un fort capital spécifique, mais à faible réussite auprès du public (au moins dans la phase initiale de leur entreprise), et les producteurs les plus hétéronomes et à forte réussite économique (champ de grande production).’ (Bourdieu 1984: 14-15). Constituerende verschillenGa naar voetnoot(15) tussen beide velden liggen onder meer in het beoogde publiek (enerzijds een breuk met het grote publiekGa naar voetnoot(16) en een oriëntatie naar een eigen publiek van producenten of ‘groupe des pairs’, anderzijds een breed publiek, de niet-producenten), de produktienormen | |
[pagina 28]
| |
en evaluatiecriteriaGa naar voetnoot(17) (enerzijds eigen literaire normen, die niet tot externe principes kunnen worden herleidGa naar voetnoot(18) en strijd om een ‘reconnaissance proprement culturelle’, anderzijds ‘de wetten van de marktconcurrentie’).Ga naar voetnoot(19) De dynamiek die het literaire veld bepaalt, is de interne concurrentiestrijd om de legitimiteit, die ook wordt aangeduid als een strijd tussen de twee bovenvermelde hiërarchiseringsprincipesGa naar voetnoot(20) (Bourdieu 1984:13). Uit Bourdieus empirisch onderzoek wordt duidelijk dat men deze niet hoeft te beschouwen als twee antinomische principes, maar als de twee uiterste polen van een continuum waarbinnen tal van tussenposities mogelijk zijn. Het mechanisme van deze dynamiek is de dialectiek van de distinction. Men zoekt de cultureel pertinente distincties, die het scherpst de specificiteit en onvervangbaarheid van de eigen praktijk uitdrukken. Daarom stelt Bourdieu dat ‘les principes stylistiques et techniques sont prédisposés à devenir l'objet privilégié des prises de position et des oppositions entre les producteurs (ou leurs interprètes).’ (Bourdieu 1971:58;60). Ad 3. Pas nadat de structuur en de posities van het literaire veld beschreven zijn, kunnen de individuele auteurs en hun habitus hiermee worden geconfronteerd (Bourdieu 1988:553-554). Het eigenlijke object van een wetenschap van de kunst omschrijft Bourdieu als ‘la relation entre deux structures, la structure de l'espace des relations objectives entre les positions (ou leurs occupants) responsables de la production des oeuvres et la structure de l'espace des prises de positions, c'est-à-dire, des oeuvres ellesmêmes.’ (Bourdieu 1984:11). Hierbij wordt aan de habitus een centrale, mediërende functie toegekend, want ‘les pratiques des écrivains et des artistes [...] sont la résultante de la rencontre de deux histoires, l'histoire de la position, du poste qu'ils occupent, et l'histoire de leurs dispositions.’ | |
[pagina 29]
| |
(Bourdieu 1984:15). Ook de relatie tussen de habitus en de andere velden komt hier aan bod: wie zich naar de economisch meest riskante posities begeeft, kan dit maar wanneer hij over voldoende economisch en sociaal kapitaal beschikt (Bourdieu 1984:16).Ga naar voetnoot(21) In het literaire veld is de verhouding tussen posities en disposities extra gecompliceerd. De perceptie van de veldposities en de waarde die eraan wordt toegekend, zijn afhankelijk van de disposities van de actoren en die posities zijn soms nauwelijks geïnstitutionaliseerd en dus erg wankel en makkelijk betwistbaar. Bovendien wordt er verwarring gecreëerd door ‘la sur-impression de toutes les structurations simultanément et successivement possibles [qui] tend à dissimuler les classes de prises de position substituables’. Daardoor maakt het literaire veld de indruk totaal structuurloos te zijn (Bourdieu 1971:60). | |
Het kritische discours en het literaire veldZoals uit wat voorafgaat is gebleken, is het begrippenapparaat bij Bourdieu niet altijd even helder en eenduidig. Tegen aantijgingen die hem de flouheid van zijn theoretische concepten verwijten, verweert de auteur zich met een beroep op Wittgenstein die de heuristische waarde van open concepten verkoos boven ‘l'effet de fermeture’ van een zorgvuldig geconstrueerd theoretisch instrumentarium (Bourdieu 1987:54). Voor de onderzoeker die Bourdieus veldmodel wil hanteren heeft dit echter tot gevolg dat het begrippenapparaat weliswaar kan functioneren als ‘un programme de recherches’ (Bourdieu 1987:54), maar dat het tevens naar zijn bijzonder onderzoeksterrein toe moet worden gespecificeerd. In deze studie beschouw ik het literaire veld als een gestructureerde ruimte van posities die door auteurs en door critici kunnen worden ingenomen.Ga naar voetnoot(22) Auteurs zijn niet alleen producenten van literaire werken, maar ook, net als critici, uitgevers en juryleden van literaire prijzen producenten van normen en waardeoordelen. Daarom maak ik geen principieel onderscheid tussen enerzijds kritische en poëticale uitspraken van auteurs en anderzijds die van critici. Het ligt trouwens voor de hand dat de wederzijdse erkenning die binnen het beperkte veld wordt nagestreefd, zowel door auteurs als critici wordt verschaft. Binnen deze structuur van posities (champ de positions) zetten (groepen) auteurs en critici zich in om de legitimiteit, de gezagspositie te verwerven. Zij proberen hun literaire opvattingen als de meest legitieme naar voren te schuiven. De manifestaties | |
[pagina 30]
| |
binnen le champ de prises des positions die ik voor ogen heb, zijn de poëticale en kritische uitspraken van de actoren of groepen actoren: recensies, literaire kritieken, polemische artikelen e.d., kortom het kritisch discours. Deze manifestaties zijn het resultaat van een praktijk die steunt op een dialectiek tussen enerzijds de veldpositie van een auteur en/of criticus en de veldmogelijkheden en anderzijds zijn opvattingen over literatuur. Stricto sensu zou ik hier van habitus moeten spreken. De habitus, zoals Bourdieu die definieert, het systeem van onbewuste disposities, zou strikt genomen de onbewuste (en dus niet-geëxpliciteerde) literatuuropvattingen en normen omvatten die de kritische praktijk sturen. Omdat echter het kritisch handelen in sterke mate ook door bewuste strategieën en ideeën wordt gestuurd (naast de onbewuste disposities en strategieën) lijkt het begrip literatuuropvattingen, m.m. zoals dat door Oversteegen (1982) wordt omschreven, hier een adequatere term.Ga naar voetnoot(23) Onder literatuuropvattingen zal ik zowel expliciete als impliciete opvattingen over aard, functie en strategieën van literatuur verstaan. Ik ga daar verder grondiger op in (zie 1.2). Het kritische discours is zowel het resultaat van de handelingspraktijk binnen het veld (waartoe vanzelfsprekend ook de creatieve produktie behoort) als een generator ervan. Daarom is de strijd om het legitimatie-monopolie over de beoordelings- en classificatiecategorieën zo belangrijk. Een monopoliepositie kan een groep immers in staat stellen haar eigen perceptie- en waarderingsschema's op te dringen. Zoals dat ook geldt voor het wetenschappelijke veld, wordt de inzet van deze strijd vaak waarheid genoemd. Men voert strijd om zijn eigen representaties en opvattingen (of die van een bepaalde groep) als waar en essentieel te doen erkennen. Posities binnen het literaire veld kunnen functionele en structurele homologieën vertonen met posities binnen andere velden. Mijn onderzoek is gericht op ‘homologieën’ tussen esthetische en ideologische posities, met andere woorden op de ideologische structurering van het kritische discours. Ik ga uit van de hypothese dat deze ideologische posities niet direct in de esthetische worden gereflecteerd, maar dat ze worden getranslateerd en in hun transformatie herkenbaar zijn. Ze vormen een van de surdeterminaties van het literaire veld. Uit dergelijke surdeterminaties kan blijken hoe onmiddellijk zichtbare relaties tussen actoren de objectieve relaties tussen posities die deze actoren innemen, kunnen verbergen (Bourdieu 1985:17). De machtsposities in het kritische discours zijn vaak precies een gevolg van dissimulaties van ideologische en ethische afhankelijkheden. | |
[pagina 31]
| |
In het volgende kapittel ga ik na hoe literatuuropvattingen kunnen worden beschreven. Eerst worden enkele algemene problemen van de studie van literatuuropvattingen besproken, daarna komen de definiëring en beschrijving ervan aan bod. |
|