Lessen en liederen eener moeder
(1882)–C. Michaël– Auteursrechtvrij
[pagina 172]
| |
Zaagt gij niet in dichte vlokken
De eerste sneeuwbui nederzweven?
Wie kan heden bloemen vinden?
Alles is van ijs omgeven.
‘Ja maar, moeder! bij 't prieel daar
Zie ik groene tipjes loeren
Uit het sneeuwdek; - 'k wed daaronder
Moet zich toch nog leven roeren.’
‘Laat mij heengaan, laat me zoeken;
Zeker breng ik u mijn gaven.’ -
En hij liep en heel voorzichtig
Ging hij in de sneeuwlaag graven.
En terwijl zijn kleine handen
't Witte hulsel als verschoven,
Kwamen immer-groene blaadjes
En veel klimopranken boven.
Mossen ook en and're kruiden,
Effen en met bonte vlekken. -
‘Ziet gij, moeder?’ riep hij vroolijk;
‘'k Wist, dat 'k bloemen zou ontdekken!’
En de moeder, die hem juichend
Wat hij vond bijeen zag binden,
Dacht: mocht ge immer doen, als heden,
Bloemen zoeken, bloemen vinden!
En ook dacht ze: kind! onwetend
Hebt ge mij een les gegeven,
Les, zoo zinrijk en zoo heerlijk,
Waar 'k meê winst kan doen voor 't leven.
| |
[pagina 173]
| |
'k Wil, als gij, steeds 't plekje zoeken,
Waar zich bloem en blad ontplooien,
Ook als 't wintert in het leven,
En ik wil er 't huis meê tooien.
O, wie ernstig zoekt en ijv'rig,
Vindt altijd nog heil en zegen,
Zelfs, als alles schijnt gestorven,
En als 't bar is allerwegen.
|
|