Vertrouwen.
't Is iets eigenaardigs, dat dit woord, hetwelk door zoovelen op de lippen genomen wordt, in zijn innerlijk wezen door zoo weinigen wordt begrepen!
Dat is niet het ware vertrouwen, wanneer een praatzieke mond vreemde en eigene geheimen door elkander vertelt; dat is niets, als de ellendige gewoonte van praten en babbelen. Wat zulke menschen u toevertrouwen, behoort u niet, omdat zij u waardig achten het in uw hart te bewaren; want gij deelt het bezit van hun vertrouwen met den eerstvolgende, die geduldig toeluistert.
Dat is niet het ware vertrouwen, wanneer een zwak en bezwaard gemoed, gedrukt door den last eener smartelijke gebeurtenis, of door de vrees voor gevaar, u zijn leed mededeelt, om daardoor zijn hart te verlichten.
Zulk een vertrouwen kan noch den gever tot eer strekken, noch den ontvanger goeddoen. 't Komt op, gelijk de storm, die een blad met snelheid in een kring ronddraait, en het met stof bedekt weder ter aarde laat vallen. Al weet ik ook, wat zulk eene ziel ontroert, toch blijft ze mij vreemd; ik kan met al die geheimen volkomen bekend zijn, en toch blijven wij elkaar even vreemd, als voorheen.
Gelijkheid behoort in de allereerste plaats tot het rechte ver-