Noord-Limburg
(1971)–J.H.A. Mialaret– Auteursrechtelijk beschermdMeerloo.v.d. aa, Neerl. Cath.; kalf, R.-K.K., P 1895, 225; 1899, 293; 1911, passim; 1912,Ga naar margenoot+ 235; 1933, 314; M 1879, 53, 165. De gemeente bevat de dorpen Meerloo, Blitterswijk, Tienraai en Zwolgen.Ga naar margenoot+ In de 13de eeuw werd de naam ‘Myrlaer’ geschreven (mier = moeras, laer = schraleGa naar margenoot+ open plek in een bosch), in 1474 ‘Meyrlo’, aan het eind der 16de eeuw ‘Meerlo’ (P 1912, 235). In azuur de Heilige Johannes de Dooper in kemelharen kleed, houdende in deGa naar margenoot+ rechterhand een staf en met de linker streelende den kop van een lam, alles van goud, op een terras van hetzelfde; ter rechterzijde van den heilige bevindt zich de letter L en ter linkerzijde de letter H, beide van goud (P 1899, 293). | |
[pagina 118]
| |
Ga naar margenoot+ In het Rijksarchief te Maastricht worden, afkomstig van Meerloo, twee koperen stempels bewaard: 1, van 31 mM. middellijn, met staande, tusschen de letters S en L, een bisschop, waarschijnlijk Sint Lambertus, patroon van Zwolgen; rechts op den grond staat een kerkje; (XVII?). 2, van 36 mM. middellijn, met, staande tusschen de letters L en H, den H. Johannes den Dooper met een kruisstaf en een lam; het omschrift luidt: het schepen seghel . to . merlo (M 1908, 20; XVII). 3, de gemeente bezit een inktstempel (tijdperk 1831-1839) van 32 mM. middellijn met den Belgischen leeuw en het omschrift: ‘administn comme de meerlo . limburg’ (sic). Ga naar margenoot+ Het gebied der gemeente maakte deel uit van het ‘Land van Kessel’, waarvan de geschiedenis vermeld wordt bij ‘Broekhuizen’ en bij ‘Kessel’. Onder het Fransche Bestuur werd Meerloo een gemeente in het Kanton Horst van het Arrondissement Kleef in het Roerdepartement. | |
Voor- en vroeghistorische oudheden.Ga naar margenoot+ Geschiedenis Atlas, holwerda; Nederl. Vroegste Gesch., holwerda; In de Betouw, Rom. Oudheden. In het Gemeentemuseum te Nijmegen en in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden bevinden zich eenige Gallo-Germaansche urnen, afkomstig van een urnenveld, dat tegenover het station gelegen heeft. F. Bl. | |
Blitterswijk.literatuur: kalf, R.-K.K.; M 1879, 53; 1889, 167; 1895, 5, 45; 1900, 61; 1903,Ga naar margenoot+ 49, 67. Volgens het Limb. Jb. 1911, 96 zou de naam in verband kunnen staan met (de heidensche godheid) Blitar. Ga naar margenoot+ De R.-K. KERK is gewijd aan O.L. Vrouw, met als titelfeest den gedenkdag van Maria's Geboorte (afb. XLVI, 244, 245 en 247). Ga naar margenoot+ Zij is opgetrokken van baksteen met toepassing van groefsteen voor de details, is met kruisribgewelven overkluisd, en bestaat uit een hoofdbeuk van drie traveeën, met slechts één, aan de noordzijde gelegen, smallen en iets lageren zijbeuk, voorts uit een éénbeukig koor van één travée en een naar ⅝ grondslag aangelegden veelhoek. Midden vóór den hoofdbeuk staat een vierkante westtoren (thans) beneden ingangsportaal; achter het koor ligt een langwerpig achtzijdige sacristie. De vroegere, thans dichtgemetselde, kerkingang lag ten Zuiden, aan de tweede travee. De toren bevat (thans) boven het portaal de achterruimte van het, met een overgebouwde galerij verbreede, zangkoor, daarboven de klokkenkamer. Ga naar margenoot+ Van de drie gemetselde geledingen van den toren is de benedenste geheel effen; de westelijke ingang is er in gebroken; de middelste geleding heeft aan elke vrije zijde twee met traceeringen versierde spitsboognissen, alsook de derde geleding, waar de nissen bovenaan als galmgaten geopend zijn; aan de oostzijde heeft de laatste geleding één nis, thans aan het oog onttrokken door het kerkdak. De toren draagt een korte, achtzijdige, leien spits met afloopvlakken. Middenbeuk en koor hebben één doorloopend dak, dat | |
[pagina 119]
| |
(thans), als lessenaardak doorgetrokken, ook den zijbeuk dekt. De steunbeeren zijn eenvoudig, rechthoekig en eindigen (thans) met een lessenaarvormig dekstuk. Het muurwerk is onder aan den toren versierd met uit donkerder steenen gevormde geometrische figuren. De westelijke hoekbeer van den zijbeuk staat overhoeks en is versierd met een gemetseld kruis. De
Afb. XLVI. Blitterswijk. R.-K. kerk.
vensters hebben rechte neggen met een schuin kantje en nieuwe groefsteenen harnassen. De zijbeukvensters zijn klein; de koorvensters zijn grooter dan die van het schip. In den westmuur van den zijbeuk bevindt zich een segmentboognis. De sacristie heeft eenvoudige segmentboogvensters, en is met een tentzadeldakGa naar margenoot+ gedekt; haar makelaar draagt een in gothischen trant gesmeden ijzeren piron met een windvaantje, prijkende met het jaartal 1784. | |
[pagina 120]
| |
Ga naar margenoot+ Het metselwerk der kerk is uitgevoerd in staand verband, uitgezonderd aan de benedenste torengeleding, die in Vlaamsch verband is gemetseld; de sacristie is gemetseld in kruisverband. Ga naar margenoot+ Baksteenlengten en laaghoogten in cM. Aan den toren 26,5, laaghoogte 7,4; aan den hoofdbeuk 26 en 7,6; aan den zijbeuk 27,5 en 7,7; aan het koor 25 en 6,9. Ga naar margenoot+ De toren heeft slechts balkvloeren. De gewelven van de schepen en van het koor zijn van baksteen, met groefsteenen ribben; in den koorveelhoek zijn de gewelfvelden gemetseld van kalksteenblokjes. De pijlers zijn samengetrokken, dubbel gelede kruispijlers, alleen hun zuidelijke en hun noordelijke frontpilasters hebben een kapiteel; overigens gaan de betreffende pijlergeledingen ononderbroken omhoog, en neigen zich wederzijds tot spitse scheibogen, en langs de muren tot schildbogen; de gewelfribben rusten op kapiteelen, die slechts geprofileerd zijn; in de gewelfvakken komen zij in ronde sluitsteentjes bijeen. De profielen zijn op de teekening aangegeven (afb. XLVI). De triomfboog is breed, en bijna halfcirkelvormig. De sacristie is overdekt met een gestucadoorde zoldering. Ga naar margenoot+ De toren is, met de rechts en links aansluitende, ongeveer 1,30 M. breede gedeelten van den westmuur, het oudste deel der kerk; een gedenksteen in den zuidmuur vermeldt in gothische fractuur den dag zijner stichting. ‘Int iaer ons here mcccc en lv op Sunt iobs dach’. Hoofdbeuk en zijbeuk schijnen van ongeveer denzelfden tijd te zijn en zijn, te oordeelen naar de aansluitingen, later gebouwd dan het koor, dat één geheel vormt met den triomfboog. Schip en koor kunnen van de tweede helft der 15de eeuw dagteekenen. De derde torengeleding draagt nog de sporen van de aansluiting van een vroeger, lager schipdak. De sacristie dagteekent van de 18de eeuw. De kerk werd in de jaren 1876-1877 gerestaureerd door den architect C. Weber, waarbij de schalken van het koor en de veelhoekgewelven werden vernieuwd. De vloer werd aanmerkelijk verlaagd. De zijmuren werden iets verhoogd; het hoogere dak werd over den zijbeuk doorgetrokken. Ook schijnt de vorm van den triomfboog te zijn veranderd. Tot den inventaris behooren; Ga naar margenoot+ Eiken doopvont op vierkanten getimmerden voet; van het kelkvormige bekken met looden kom is de gekuipte omtrek gevormd uit acanthus-vormige duigen; de geledingen van het helmvormige koperen deksel zijn getooid met een groevenversiering, en ritsen van ronde, langwerpige en ruitvormige knoppen. Hg 95 × 37 (afb. 256, XVIIId). Ga naar margenoot+ In den hoofdbeuk zijn de drie boogtrommels boven de scheibogen beschilderd met tafereelen, voorstellende: 1. het Vertrek der drie Koningen, 2. hun Tocht met de hen voorgaande ster, 3. de Aanbidding van het Christuskind (afb. 246; XVI A). De gewelfvelden van den hoofdbeuk zijn, om de sluitsteenen en in de zwikken, beschilderd met blad- en bloemranken op lichten ondergrond, waarbij in de zwikken eenige vergezeld zijn van kleine figuren en groepjes, waaronder (waarschijnlijk) de zeven hoofdzonden zijn voorgesteld. In de middens der | |
[pagina 121]
| |
gewelfkappen zijn Christus' Verrijzenis voorgesteld, bazuinblazende engelen, een aantal uit hun graf opstaande dooden, Christus' doorboorde handen en voeten, de lijdenskelk, de symbolen der Evangelisten. In de voortravee van het koor: de werktuigen van het lijden van Christus, gedragen door engelen. In de zijbeuken zijn de gewelven op een zelfde wijze met loofwerk versierd, maar zonder figuren (XVI A). De gewelven der koorsluiting, die bij de restauratie vernieuwd werden, zijn beschilderd met nieuwe composities. In een blind venster aan de noordzijde van de koortravee is een S. Christoffel voorgesteld (XVI); het pendant aan de zuidzijde (H. Michaël) is modern. In het Rijksarchief te Maastricht wordt in handschrift bewaard een belangrijke beschrijving der wand- en gewelfschilderingen door Gerard Slits, destijds correspondent der Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, samengesteld vóór de restauratie en ter adviseering dienaangaande. Beschilderd houten kruis, hoog 111, met aan de voorzijde den Gekruisigde,Ga naar margenoot+ aan de achterzijde I H S en drie nagels binnen een doornenkrans (±1800?). Kruisbeeld (in den triomfboog); hg 89 (XVIIa), het kruis is nieuw. CalvarieGa naar margenoot+ gevormd uit de (niet bijeen behoorende) beelden van Christus a.h. kruis, Maria en Johannes; resp. hg 140, 130 en 121 (XVI). Nood Gods: Maria zittend met op haren schoot den overleden Heiland, dien zij met beide handen steunt en tegenhoudt; hg 87 (± 1500). H. Katharina v. Alexandrië; hg 81 (± 1500). Monstrans met hollen, uitgelobden voet met zes rozetten, een stam met zesGa naar margenoot+ noppen, waarop de letters m, a, r, y, a en een rozet, en dragende een uitgekraagd terras, waarop, in driestelling, om het expositorium geplaatste steunbeeren verrijzen, elk versierd met, twee hoog, baldakijns met beeldjes; de schraagbogen der steunbeeren dragen een over het expositorium zwevende kroon, met een driezijdig, een Madonna-beeldje bevattend, torenvormig topstuk. Onder de figuurtjes herkent men O.L. Vrouw, Johannes Ev., Barbara, Magdalena. Kroon en terrasrand zijn opgeluisterd met groen geëmailleerde rozetjes; hg 55. Laat-goth. (afb. 252, XVIa). O.a. in 1795 gerepareerd en waarschijnlijk toen van het zon-expositorium voorzien door P.A. Theonville te Boxmeer. Lavaboketel, br. 32 (afb. 260, XIXa). Vijzelvormig wijwateremmertje; hg 19Ga naar margenoot+ (afb. 260, XV). Gegoten kandelaars. Een paar geprofileerde op drie pootjes met zittende leeuwen, stam met drie platte ringen, vetschotel met tinnen; hg 30 (afb. 255, XV). Een paar dito met twee ringen, de pootjes gebroken; hg 39 (afb. 255, XV). Een dopkandelaar met vijzelvoet; hg 22 (XV). Twee paar geprofileerde; hg resp. 14 en 17 (XVIIa). Gedreven kandelaars. Twee paar met rijk driezijdig postament op klauw-bolpootjes, geprofileerden baluster en rijke acanthusversiering; hg 81 (XVIII A). Twee paar gladde geprofileerde met driezijdig effen postament op bollen; hg 68½ (XVIIId). Ronde bedieningslantaarn, met 7 × 2 ruitjes in rijk uitgesneden en gedreven | |
[pagina 122]
| |
raamwerk, de bodem versierd met een acanthussen-rozet, de kop à jour met vogels in ranken; druiventrosvormige top met ring; hg 46 (± 1700). Ga naar margenoot+ Kazuifel met bonte bloemen op groenen grond; kruis en paal nieuw (XIXab). Ga naar margenoot+ In den toren hangt een klok van 110 middellijn, met het opschrift in fractuurtypen, tusschen sierranden: + fusa est hec campana in honore virginis maria: anno dni m vc ix: johs̄ de venlo et johs̄ de stralen me fecerunt: Ga naar margenoot+ Sacristiekast met latafel en spiegel, vervaardigd in 1785 door Martin Boncour. Ga naar margenoot+ Op het kerkhof bevinden zich vijf hardsteenen grafkruisen, het oudste dragende het jaartal 1617, het jongste 1809. Ga naar margenoot+ In een der steunbeeren van den zijbeuk is een gedenksteentje gemetseld ter herinnering aan Pastoor F.A. Knops † 10 Juli 1809. Ga naar margenoot+ DE NED. HERV. KERK, (M 1924, 30) eenvoudige zaalkerk van 15,60 M. lengte en 5,70 M. breedte, gebouwd in 1822, bezit (afb. XLVII en 243), Afb. XLVII. Blitterswijk. Ned. Herv. kerk.
uit den tijd van den bouw, eenGa naar margenoot+ tamelijk rijken preekstoel, voorts een doophek, een stel banken en een zesarmige koperen lichtkroon.Ga naar margenoot+ Het vaatwerk is van tin en bestaat uit een doopbekken, een wijnkan, een beker, een broodschaal en vier kleinere schalen; de wijnkan is gemerkt J.C. Roukens 1806; het doopbekken is misschien van I.T. Bouwmeester, wiens naam op eenige schalen voorkomt. De kerk bezit voorts een Bijbel van 1662 in lederen band met koperbeslag. In den dakruiter hangt een klokje van 32 middellijn met het opschrift: alexivs petit me fecit anno 1799 (P 1912, 257). Afb. XLVIII. Blitterswijk. Kapel v.d.H. Anna.
| |
Ga naar margenoot+ Kapel van de H. Anna.literatuur: M 1879, 53; 1880, 391; 1892, 78; 1919, 58; Limb. Jb. 1922, 76. De kapel (afb. XLVIII) werd gesticht in 1510 en toegewijd aan de H. Anna en den H. Johannes den Dooper. Naar overlevering werd zij in 1635 door Kroatische soldaten verbrand. Zij werd in 1833 nieuw gebouwd onder pastoor Mathias Watrin. De deurklopper, waarschijnlijk van een woning afkomstig, draagt het jaartal 1817. Bouwkunstig is de kapel zonder belang. Ga naar margenoot+ Zij bezit: Een met een achterschot met zijpoortjes samengebouwd houten altaar, waarvan het retabel met vier getorste Composiete zuiltjes, in 't midden een opgebogen fronton heeft; boven de zuiltjes vlamurnen (het geheel XIXa, het retabel XVII B). | |
[pagina 123]
| |
1. Een verplaatsbare Communiebank, bestaande uit een tafelblad op tweeGa naar margenoot+ stijlen en een knieltrede (XVII B?). 2. Middenstuk van een communiebank met in het front, tusschen overvloedshorens met korenaren en wingerdranken: een ovaal paneel met het H. Avondmaal; van het opschrift is slechts over: ioannis wynhoven caelibis octobri; grof (XIXa). Preekstoel op balusterpoot en met rondboogpaneeltjes, rugstuk met voluutkantstukken,Ga naar margenoot+ zeszijdig klankbord; eenvoudig (XVII B?). Twee H. Annatritsen: 1, Anna staande, met in de linkerhand een tros druiven,Ga naar margenoot+ draagt op den rechter arm Maria, die, zelf in zittende houding, het Kindje Jezus op de schoot heeft; hg 62 (afb. 267, ± 1500). 2, Anna gezeten op een bank en naast haar Maria, met op de schoot het ongekleede kindje Jezus, dat een geopend boek vasthoudt; hg 93 (XVIa). Maria, staande op den door de slang omgeven maansikkel; hg 75 (± 1700). O.L. Vr. Hemelvaart, gem. P. Rog fec. 1642 en aan Pieter v. Roggen toegeschreven.Ga naar margenoot+ Doek 230:170. Copie in spiegelbeeld naar P.P. Rubens (Mus. te Düsseldorf). De beweening van het lijk van Christus door twee engelen. Doek 132:192. (XVIII, zwak). Het mystieke huwelijk van de H. Katharina, (± 1800), zwak. Doek 97:84. O.L. Vr. van den berg Carmel, tronende, terwijl engelen zielen uit het vagevuur verlossen. Op spreukbanken staat: s. rosa d d-refugium peccatorum ora pro nobis consolatrix afflictorum o.p.n. Doek, school en tijd niet te bepalen, zeer zwak, 90:160. Vier gedreven drievoetkandelaars ± hg 55 (XIXa). Twee wandarmen metGa naar margenoot+ rozet (XIX A). Een houten missaal-lezenaartje (± 1700). In de spits hangt een klokje van 30 middellijn en waarop in fractuurtypenGa naar margenoot+ staat: anno domini mcccclxxv. | |
Het kasteel.Ga naar margenoot+literatuur: P 1912, 259 (m. afb.); 1933, 317; M 1895, 45; 1897, 77; 1900, 61, 87; 1901, 4; 1903, 49; Limb. Jb. 1911, 96; Buiten 1911, 275 (m. afb.); Kast. v. Ned. I, 34 (m. afb. Q. 13). Het kasteel was het stamslot der Heeren van Blitterswijk. Thans is het, aanmerkelijk verbouwd, kloosterhuis der Paters Missionarissen der Congregatie van Kadier en Keer. Het gebouw (afb. XLIX) ligt op omgracht terrein; de voorhofgebouwenGa naar margenoot+ zijn verdwenen. Het is een thans rechthoekig gebouw, opgetrokken van baksteen, ongeveer 32 M. breed, 21 M. diep, en waarvan het voorfront naar het N. ligt. Midden in dit front verrijst een vierkante toren. Het deel ten oosten van den toren, 3/7 van het geheel, is niet oud en blijft hier verder buiten bespreking. Het oude deel is opgetrokken langs drie zijden van een zeer smal (geworden) plaatsje, en bestaat thans uit drie -vormig aaneengesloten vleugels, waarbij de toren, die aan den noordkant van het plaatsje ligt, niet onwaarschijnlijk een hoektoren was, die slechts door walmuren met den zuidvleugel en den westvleugel was verbonden. | |
[pagina 124]
| |
Ga naar margenoot+ Het metselwerk is opgetrokken in staand verband, met baksteenen van ruim 27 cM. lengte. De vleugels zijn (thans) met aaneengesloten zadeldaken gedekt. De vensters zijn alle nieuw en met cementen lijsten omgeven. De toren rijst nog twee verdiepingen boven den dakrand van het kasteel omhoog en heeft een pyramidevormige spits. Hij bevat thans den hoofdingang met, ervóór, een dubbele bordestrap, waarvan de gesmeed ijzeren leuningen middelmatig werk zijn van het begin der 19de eeuw. Een midden in het torenfront geplaatste hardsteenen wapensteen, gevat tusschen Ionische pilasters, draagt de blazoenen
Afb. XLIX. Blitterswijk. Kasteel.
van Dirk van Lynden en Helwich Vijgh (gehuwd in 1619), vergezeld van acht kwartierwapens, rechts: Lynden, Lynden, Besten, Wylach, links Vijgh, Pieck, Gelder, Balveren. Aan den voorgevel zijn twee groote steenen kogels bevestigd, herinneringen aan krijgsgeweld. Ga naar margenoot+ Inwendig is van de oude tijden weinig meer te onderscheiden. Van de 18de eeuw is nog over het houten bovenpaneel van een schoorsteenboezem-bekleeding, met in een hart de initialen B.C.D.H. (Barthold Cocq de Haeften) en het jaartal 1789. Voorts een houten trapleuning met slingers en kransen in groven Lodewijk XVI-trant (± 1800). De kelders zijn voor een deel overwelfd met tongewelven, met, bij de vensterlichten, de noodige steekkappen. Ga naar margenoot+ Het oude metselwerk kan, naar het verband te oordeelen, reeds van de XIVde eeuw dagteekenen. Ga naar margenoot+ Het gilde van den H. Antonius Abt bezit een zilveren, ongeveer 11 cM. lange, gaai van misschien de 17de eeuw, een schildvormige plaat met de gedreven | |
[pagina 125]
| |
beeltenis van den patroonheilige (± 1700) en een ovale plaat, waarop, gegraveerd, O.L. Vr. en de H. Antonius in medaillons zijn voorgesteld (1842). Aan den Driesprong: een boerenwoning (afb. 258, ± 1700), met latere wijzigingen.Ga naar margenoot+ | |
Meerloo.P 1912, 235; 1933, 314; M 1879, 180; 1903, 13, 29, 94; 1905, 70; 1909, 75, 89;Ga naar margenoot+ 1918, 75. De R.-K. KERK, gewijd aan den H. Johannes den Dooper, ligt op een verhevenheidGa naar margenoot+ omgeven door het kerkhof (afb. L, 248, 249, 250). Afb. L. Meerloo. R.-K. kerk.
Het eenvoudige, van baksteen met groefsteenen details opgetrokken en metGa naar margenoot+ kruisribgewelven overkluisde kerkgebouw, bestaat uit een éénbeukig schip van drie traveeën, dat in een ⅝ veelhoekige koorruimte uitloopt, en aan de westzijde over de volle breedte door een zwaren vierkanten portaaltoren wordt afgesloten. De traveeën van het schip zijn ongelijk van diepte: onderscheidenlijk, van het westen af, 6, 5½ en 4½ MGa naar voetnoot1). Tegen de eerste travée ligt aan de zuidzijde een rechthoekige doopkapel en een uitgemetseld zolderen torentrapje. Achter het koor sluit een vierkante sacristie aan. Het metselwerk is opgetrokken in staand verband, aan de doopkapel en aanGa naar margenoot+ de sacristie echter in kruisverband. De baksteenen zijn aan den toren 28 cM. lang, aan schip en koor 27, aan de doopkapel 25 cM. De laaghoogten bedragen resp. 7,35, 8 en 7 cM. De vensterharnassen zijn van groefsteen; de lijsten zijn meerendeels gecement. De toren telt drie geledingen; de benedenste, die geheel effen is, heeft een hooge portaalnis met deur, waarvan het vroegere bovenlicht thans is dichtgemetseld. De segmentboogingang heeft een stel dubbel-opgeklampte deuren (± 1700) met zware, gesmede duimhengsels, en een in meetkunstige vormen | |
[pagina 126]
| |
gerangschikt beslag van spijkers, wier koppen als vierkante rozetjes zijn uitgesmeed. De tweede geleding en de derde hebben aan elke zijde drie nissen, rondbogig aan de tweede, spitsbogig aan de derde, alwaar zij bovenaan als galmgaten zijn geopend. De oude houten spits is achtzijdig met keperhoeken. De steunbeeren der kerk zijn eenvoudig, en lessenaarvormig met cement afgedekt. De spitsboogvensters hebben (nieuwe) tweedeelige groefsteenen harnassen, driedeelig aan het achtervenster van het koor; eenige hebben nog hun oude fraaie traceeringen. Het leien dak sluit tegen den toren aan. De sacristie heeft een tentdak. Ga naar margenoot+ De schildbogen ontstaan uit wandpilasters, waartegen ronde schalken zijn uitgekraagd, die slechts geprofileerde kapiteelen hebben ter opneming van de groefsteenen gordel- en kruisribben, die alle een dubbel hol als profiel hebben, behalve in den koorveelhoek, alwaar zij met een talaanstaaf tusschen twee hollen zijn geprofileerd. De ribben komen in ronde sluitsteentjes bijeen. De kraagsteenen der schalken waren vroeger versierd met koppen, waarvan nog een paar gave moeten bestaan onder den vloer van het zangkoor. Het torenportaal is met een kruisribgewelf overkluisd; het bevat thans een houten trap naar de, in de eerste travee aangebracht zangkoorgalerij. De hooge spitsboogopening naar de schipruimte is thans ingenomen door den scheidingswand van de orgeltribune. Ga naar margenoot+ De lengte der kerk bedraagt inwendig, van den toren tot het kooreinde, 22 M., de breedte 7,45 M.; de hoogte, van den vloer tot de gewelfsluitsteenen, 10,50 M. Het metselwerk van den toren rijst tot ongeveer 25,75 boven het kerkvoorplein op, de spits, met inbegrip van het kruis, tot ongeveer 46 M. Ga naar margenoot+ De toren is blijkens de aansluitingen ouder dan het schip en dagteekent waarschijnlijk van de tweede helft der 15de eeuw; het schip met koor en traptoren van het eind der 15de of het begin der 16de. De doopkapel van 1670, de sacristie van kort na 1821.Ga naar voetnoot1) Ga naar margenoot+ De kerk bezit: Eiken Communiebank van Van den Brandt te Broekhuizen, uitgezonderd de medaillonbusten, die van Antwerpen afkomstig zijn (XIXb). Ga naar margenoot+ Twee eiken driecellige biechtstoelen, versierd met schachtbeelden, aan den eenen biechtstoel den H. Petrus en de H. Magdalena, aan den andere twee engelen, respectievelijk met een zandlooper en met een doodshoofd in de hand; de frontmedaillons stellen aan den eenen David met de harp voor, aan den anderen den H. Philippus Nereus? Goede werkstukken in barok-stijl (XIXb). Ga naar margenoot+ Geelkoperen, plat-komvormige doopvont op ronden geprofileerden stam; hg 132 (1780). Ga naar margenoot+ Eiken preekstoel, op een door acanthusconsoles geschraagden leeuwepootbaluster; de zijvlakken van de kuip zijn versierd met vruchtenslingers en cherubijnen; het rugschot, met een schelp, een draperie en een vruchtenslinger, | |
[pagina 127]
| |
is geflankeerd door cherubijnen en acanthusvoluten. Het klankbord is als een hoofdgestel geprofileerd (XIXb). De hekdeur van de doopkapel, onderaan met gehoekte paneelen, bovenaanGa naar margenoot+ met geprofileerde balusters, dagteekent van 1670. Van albast: de H. Johannes de Dooper in driekwart hoog beeldwerk staandeGa naar margenoot+ tegen een pilaster voorgesteld, in kemelvacht en met een boek, waarop het Lam ligt; hg 41 (afb. 251, XV). Van hout: H. Annatrits. De H. Anna, staande, uitgebeeld als een deftige oude dame en een kleinere Maria, eveneens staande, en met op haar linker hand het Kindje Jezus, dat door de H. Anna mede wordt gesteund; hg 110. Volgens kerkrekening in 1664 vervaardigd voor 3 ½ patacon = 10 gulden 19 stuiver. (Meded. v. Pastoor M.J. Janssen).
H. Margaretha met (nieuw) kruis en palmtak; hg 80 (afb. 253, XVd). H. Lucia, de dagge door de hals en met een palmtak; gebrekkige verhoudingen; hg 109 (XVII?). Houten reliekhouder, bestaande uit een voetstuk met reliekholte en het bijschriftGa naar margenoot+ s. cornelius, en, op het voetstuk, het beeld van den heilige; totale hoogte 113, het beeld 63 ½ (XIX A?). Houten voetstuk van een kruis, volgens het er op staand chronogram (1736):Ga naar margenoot+ ‘theoDorUs kLeVen senIor fIgULUs et sCabInUs pagI Me pIe posUIt’, geschenk van een pottenbakker. In het torenportaal, H. Antonius Abt. Doek 135 × 85, zwak, tijd niet te bepalen.Ga naar margenoot+ De Doop van Christus, rechts en links talrijke toeschouwers, de duif van den H. Geest daalt neder uit een koor van cherubijnen. Geheel boven God de Vader. Doek 278 × 206. Toegeschreven aan P. van Roggen. In de sacristie: de H. Hieronymus. Doek 107 × 79, zwak.Ga naar voetnoot1). De dood van de H. Ursula. Doek 155 × 82 (XVIId). De Voorstelling in den Tempel. Doek 144 × 82 (XVIII). Niet te bepalen school. Portret van Petrus Reinerus Peyrega, overl. 9 Dec. 1794. Aetatis 73 curiae 30. Doek 38,5 × 30,7, zwak. (Literatuur M 1905, 70). Deze bestaan in hoofdzaak uit gele vazen, waaruitGa naar margenoot+ rankwerk in bleeke, blauwachtig grijze tinten ontspruit, voorts heiligen, onder welke S. Willibrordus door een band met naam gekenmerkt is. In de gewelfvelden van de absis een zegenende Christus, een Madonna in een mandorla (links) en Johannes de Dooper (rechts), allen ten voeten uit. In de knooppunten der ribben wapens (In het koor: v. Mytlaer, in de 3de, de 2de en de 1ste travee resp. v. Aldenbruggen gen. Velbruggen, v. Spede of Spee, en (misschien) v. Baerlo) (XVIa). Ciborie, waarvan voet, nodus, cuppa en deksel versierd zijn met vruchtenslingers,Ga naar margenoot+ daarbij in een paneeltje den H. Johannes als Kind, aan de cuppa, | |
[pagina 128]
| |
in medaillons, engelen met passiegerei. Merken: Boom m. kroon, D m. kroon, een onherkenbaar; hg 43 (1705; legaat v. Simon Jenniskens † 1702;Ga naar margenoot+ kostte 65 rijksdaalders en 7½ schelling = f 109,50). Miskelk versierd met laurierslingers, geulvormig uitgeholde blaren en parellijstjes, op de ondercuppa een uitstraling, waarbinnen, gezet, een porceleinen H. Hart, met doornenkroon. Merken: Augsburg en CXS (Casper Xaver Stipeldey); hg 24½ (afb. 254, 1776). Ga naar margenoot+ Koperwerk kandelaars: 1, op vijzelvoet met ringenschacht en dop, één paar hg 32 (± 1500). 2, geprofileerd, met vetschaal te halver hoogte, hg 20 (XVIId). 3, op drievoetpostament met klauwbollen, en met torsbaluster, twee paar hg 33, twee paar hg 41 (XVII B). 4, vijf paar gedreven, op drievoetpostament met klauwbollen, de geprofileerde schacht deels met acanthusversiering; hg 51 (XVIIIa). 5, één paar gedreven geprofileerde op drievoetpostament met hoekige kantvoluten; hg 87 (XVIIId). Ga naar margenoot+ Twee lezenaar-vela met geborduurde bloemen, één wol op wol, één wol op linnen (XVIII). Ga naar margenoot+ In den toren hangt een klok van 118 middellijn, met het opschrift in fractuurtypen: fusa est hec campana in honore virginis marie et sci goari: Anno domini mccccxciii johannes de venlo et johannes de stralen me fecerunt. Het opschrift is gevat tusschen versierde randen. In het opschrift zijn tevens opgenomen een Madonna, de H. Johannes en de H. Michaël. Voorts op het lijf: een Calvarie en een penning of zegelafdruk van Karel van Aldenbruggen. gen. Velbruggen. Ga naar margenoot+ Eenige bekleedingsstukken van een triomfbalk, met gekorven rozetten en meetkunstige figuren zijn tegen de bebording van het dak gespijkerd.
Ga naar margenoot+ Op het kerkhof, vijf grafkruisen: Een van pastoor Henricus Lochtius (van der Locht) † 1660; de andere met de jaartallen 1616, 1687, 1681/95 en (van Simon Jenniskens, schenker der ciborie) 1702.
Ga naar margenoot+ KAPEL van den H. Goar. (P 1905, 3. M 1903, 94), een vóór rechthoekig, achter naar ⅜ gesloten baksteenen bedehuisje van ong. 6,5 M. lengte en 2,5 M. breedte; het voorgeveltje met gezwenkten top. Op een steentje aan de achterzijde staat ANNO 1662 DEN 6 JULIUS. Tegen het grove houten altaarretabel, met twee paar Composiete schroefzuiltjes en een topstuk metGa naar margenoot+ cartouche, staat het 63 hooge beeldje van Sint Goar, in priestergewaad met kelk en boek (XVII).
Ga naar margenoot+ Houten wegkruisbeeld (naast het nieuwe St. Jozefskapelletje), gesneden uit een plank, den Christus baardloos voorstellende, hg 90 (rustiek; XVIII?).
Ga naar margenoot+ SLOTHOEVE ‘Het Kasteelke’. (Lit. P 1912, 259. Kast. v.N. II K 4). Binnen de resten der omgrachting van het verdwenen kasteel van Meerloo (waarvan in den bodem nog metselwerk wordt aangetroffen van baksteenen | |
[pagina 129]
| |
van ruim 27 cM. lengte en 7 cM. dikte) bevindt zich een van baksteen gebouwde boerderij, ‘Het Kasteelke’ geheeten (afb. 257), waarvan het rechthoekige,Ga naar margenoot+ twee verdiepingen hooge woonhuis met een zadeldak is gedekt, dat te weerszijden door trapjesgevels is afgesloten; de doorrijpoort heeft een deur met een klinket; in de eerste verdieping bevinden zich venstertjes met houten tusschenstijl-kozijnen, overtoogd met lage, spitse ontlastingsbogen; cijferankers vormen het jaartal 1619. De aansluitende (veranderde) lagere schuur stamt waarschijnlijk ook van de 17de eeuw, evenals een nabij gelegen vrijstaande loods of stal.
Woonhuis gemerkt A 120. Rechthoekig, twee verdiepingen hoog, baksteenenGa naar margenoot+ huis, vijf vensterbreedten lang, drie vensterbreedten breed, gedekt met een zadeldak besloten tusschen twee topgevels met, twee hoog, S-vormig gezwenkte zijkanten, de vensters deels met strekken, deels met segmentbogen overtoogd; de topgevels zijn versierd met groefsteenen banden (± 1700).
Aan het ‘Moleneind’ een geheel van hout gebouwde molen met een onderslagradGa naar margenoot+ (afb. 259, XVII?). Aan het ‘Brugeind’ een molen met onderslagrad; het molenhuis draagt in ankers het jaartal 1839.
(M 1918, 75). De St. Jansschutterij bezit: Een zilveren ketting met gaai enGa naar margenoot+ acht oude platen: Een koningsplaat van 1699 met gegraveerd de Madonna, een met St. Jan. Ev., een van 1767 en een van 1772, beide met O.L. Vr., een van 1769 met St. Goar, een van 1770 met de H.H. Crispinus en Crispinianus, een van 1771 met een jager en een hond, een gedenkplaat in hartvorm van 1836; voorts een trom (XVIII of XIX A), en een eenvoudige kleineGa naar margenoot+ bergkist (± 1700?). | |
Tienraai.In de moderne R.-K. KAPELKERK, toegewijd aan O.L. Vrouw (ParochieGa naar margenoot+ Zwolgen) wordt bewaard: Houten beeld der Madonna, staande voorgesteld, met op den linker voorarmGa naar margenoot+ het Kind Jezus, dat in zittende houding in de linkerhand een duifje vast houdt en de rechter hand zegenend omhoog heft; hg 96 (XIV). Kronen en scepter zijn nieuw. Een geel- en roodkoperen hangkroon met tweemaal acht blakerarmen; hg 137,Ga naar margenoot+ middellijn 110 (1834). In den toren hangt een klok van 62 middellijn en met het opschrift in fractuurtypen:Ga naar margenoot+ † jhesus.maria.is.mijnen.naam.gobel.moer.maeckten.mij.int.jaer.ons.heren.m.cccc.xciii. Rand met kamversiering. Verscheidene zilveren ex-voto's (o.a. één met een zwerend been, afb. 263,Ga naar margenoot+ XVIIIc). | |
[pagina 130]
| |
Zwolgen.De R.-K. KERK is toegewijd aan den H. Lambertus. literatuur: M 1880, 223; 1904, 82; 1920, 21; 1923, 77.Ga naar margenoot+ De kerk, die vrij ligt te midden van het kerkhof, is (thans) een, met eenige groefsteen voor lijsten en details, van baksteen opgetrokken kleine, driebeukige, met kruisribgewelven overkluisde hallenkerk van drie traveeën, met een naar ⅝ grondslag aangelegden koorveelhoek; voorts heeft de kerk Afb. LI. Zwolgen. R.-K. kerk. Naar opm. en teeken. v.A.A. Hoogzand.
een vierkanten westtoren, aan de noordzijde van dezen een vierkante doopkapel en een bij den zuidelijken koorhoek aangelegde sacristie (afb. LI, 261 en 262). Het benedendeel van den toren vormt (thans) het ingangsportaal, waarboven zich de orgeltribune uitstrekt met een in het schip overgebouwde, houten zangersgalerij. Aan de zuidzijde der eerste travee en aan de noordzijde van de tweede bevindt zich een, thans dichtgemetselde, vroegere ingang. Ga naar margenoot+ De geheel vierkante, baksteenen toren telt vier geledingen, waarvan alleen de bovenste twee door waterlijsten duidelijk zijn onderscheiden. Tot ⅔ der hoogte van de derde geleding is de toren in Vlaamsch verband gemetseld, daarboven in staand verband. De bovenste geleding heeft aan elke zijde in een spitsboognis twee spitsbogige galmgaten. De leien spits is achtzijdig ingesnoerd en eindigt in een helmvormigen top. Zijschepen en koor hebben | |
[pagina 131]
| |
eenvoudige, vrij zware, lessenaarvormig afgedekte steunbeeren, die op de hoeken overhoeks zijn aangelegd. De vensters zijn bezet met (nieuwe) groefsteenen harnassen. De zijbeuken hebben flauwe, met leien gedekte lessenaardaken, die op het hooge en steile, over het koor doorgetrokken dak van den middenbeuk aansluiten. De beuken zijn gescheiden door meervoudig gelede pijlers met spitse scheibogen,Ga naar margenoot+ die, evenals de tweede (gordel)boog en de schildbogen, de zich neigende voortzettingen zijn der betreffende pijlergeledingen, terwijl alléén de gordelribben en de kruisribben op afzonderlijke kapiteelen staan, die slechts met profielen zijn versierd; in het koor en in diens voortravee (thans de derde schiptravee) staan de ribben op geprofileerde uitkragingen, wat in den middenbeuk ook het geval is met den dubbelen gordelrib tusschen de eerste en de tweede travee. Tegen de zijbeukmuren bevinden zich, tegenover de pijlers, met deze overeenkomende pilasterverzwaringen. Slechts wegens hun grootere spanning loopen de middenbeukgewelven hooger op dan die van de zijbeuken. De ribben hebben als profiel te weerszijden slechts een hollijst. Zij komen in effen sluitsteentjes bijeen. Onder de vensters zijn (ongelijke) segmentboognissen gespaard. In den noordwand van het koor bevindt zich een, thans (weer) van een hekdeurtje voorziene, vierkante H. Sacramentsnis. De lengte der kerk bedraagt, inwendig, van den toren tot het kooreindeGa naar margenoot+ 17,55 M., haar breedte tusschen de zijbeukmuren gemiddeld 12,10 M. De baksteenen aan het benedendeel van den toren zijn, gemeten in centimeters lg 28, 7 dik, aan het koor lg 26, ruim 6 dik, aan den zuider zijbeuk 24½ lg, 6½ dik. De laaghoogte is t.o. van de steendikte aanmerkelijk en bedraagt aan den toren 8,3, aan het koor en aan den noordbeuk 8,3, aan den zuidbeuk 7,9. De toren, althans het in Vlaamsch verband gemetselde muurwerk, is het oudsteGa naar margenoot+ deel der kerk en kan reeds van de 13de eeuw dagteekenen; de toren was aanvankelijk alleen toegankelijk uit het, toen waarschijnlijk éénbeukige, schip. De koorabsis behoort, samen met het aansluitende muurwerk van het middenvak der (thans) derde travee, tot een tweede bouwperiode; aanvankelijk was dit vak te weerszijden gesloten, waarvan de overblijfselen van de inwendige waterlijsten der vroegere zijvensters getuigen, die aan het tweede pijlerpaar zijn achtergebleven. Het driebeukige schip ontstond later, waarbij de zijmuren der travee vóór den koorveelhoek met spitsboogopeningen werden doorbroken. Waarschijnlijk zijn, te oordeelen naar de kleinere en hooger geplaatste vensters, de oostelijke zijbeuktraveeën oorspronkelijk kapellen geweest. De oostmuur van den toren draagt de sporen van herhaalde hoogteveranderingen van de middenbeukbedaking, eerstens van het dak van een éénbeukig schip, waarvan de nok niet hooger kwam dan ongeveer de helft der derde geleding, vervolgens van een steil dak met een nok ter hoogte van de waterlijst der vierde geleding.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 132]
| |
Ook vele onregelmatigheden aan de gewelfsteunsels getuigen van verbouwingen, die de kerk onderging. Het koor kan van de 15de eeuw zijn, het schip van de 15de of van de 16de. Herstellingen hadden plaats in 1877 (aan den toren) en in 1884. In 1910 werden door den architect C. Franssen de doopkapel en de nieuwe sacristie gebouwd, en werd de toren inwendig verbouwd ten behoeve van het zangkoor. Een grondige restauratie geschiedde in 1921 door den architect Ir. Jos. Th.J. Cuypers. Een plompe verhooging der koormuren, die in 1728 was aangebracht met het doel het koordak op dezelfde hoogte te brengen als het (thans verlaagde) dak van het schip, werd bij die gelegenheid weggenomen (M 1923, 77). Tot den inventaris der kerk behooren: Ga naar margenoot+ Twee houten zijaltaren, waarvan het retabel met altaarstuk geflankeerd wordt door getorste composiete zuilen met kwartronde gevelhoeken, tusschen welke een rijke cartouche verrijst overdekt met een halfronde gevellijst (XVIId). (Zie voorts bij de schilderijen). Ga naar margenoot+ Communiebank, vermaakt met oude pilasterstijltjes versierd met hangslingers, en ronde balusters met omgekeerde acanthuskelken (XVIIIa). Ga naar margenoot+ Hardsteenen doopvont, waarvan alleen de ronde kuip oud is, versierd met ranken en draken en met vier vooruitspringende koppen; middellijn 90 (afb. 265, ± 1200). Ga naar margenoot+ Calvarie, de drie beelden, thans met nieuw kruis, gevat in een mandorla hangende in den triomfboog, het Kruisbeeld hg 74, de Maria 67, de Johannes 65 (afb 264, XV d). Twee Madonna's: 1, op een gothischen troon gezeten, hg 24 (± 1500). 2, staande op den maansikkel, het eenigszins liggende Kindje Jezus op beide handen dragende; hg 34 (± 1500). H. Katharina, staande, met de linker hand het rad tegen de borst houdende, met de rechter steunend op het zwaard, waarmede zij Maxentius bedwingt; nieuwe kroon; hg 97 (afb. 268, XVIa). H. Bernardus, met abtsstaf en boek; hg 69 (afb. 270, ± 1500). H. Agnes, met palmtak, op de linker hand een boek, waarop het lammetje ligt; hg 71 (± 1500). H. Antonius Abt, staande tusschen het varken en den liggenden demon: hg 122 (afb. 269, ± 1500). H. Antonius van Padua met het Kind Jezus op den linker voorarm; hg 85 (XVII B). H. Lambertus, als bisschop; hg 115 (XVIII A). H. Hubertus, pendant van 't vorige en met (klein) het hert; hg 105 (XVIII A). Vier beeldjes: de Evangelisten (de attributen van Johannes en Mattheus ontbreken); hg 22 (XVIII A). Ga naar margenoot+ Kruis met Kruisbeeld, op rijken voet met in front een cherubijn, de kruiseinden schelpvormig (XVIII A). Ga naar margenoot+ Expositietroontje met twee paar Korinthische zuiltjes en doorbroken gekornist hoofdgestel; hg 90 (XVIII B). Ga naar margenoot+ Altaarstuk van het zuidelijk zijaltaar: De H. Antonius Abt met zijn gezel | |
[pagina 133]
| |
in een boek lezend in een bergachtig landschap. Doek 165 × 118 (XVIId). Dito van het noordelijk zijaltaar: De Drie-eenheid en Maria, tronende op wolken en omgeven van heiligen. Op de aarde in grijs geschilderde gestalten, onder welke, links, S. Sebastiaan en rechts een Paus. Doek, ongeveer 165 × 118 (XVIId). In de pastorie: Christuskop naar links in profiel, met zegenend opgeheven wijs- en middenvinger van de rechter hand, in een donker grijs gewaad met bruin lang haar, baard en snor tegen donkerblauwen achtergrond. Eén met de lijst. P binnen de lijst 31, 7 × 20. Vlaamsche school (afb. 266, XVd), geen copie naar van Eijck, maar zelfstandig werk van een iets later meester. Is, blijkens spijkergaten van scharnieren, de rechter vleugel van een diptiek, waarvan de eveneens bewaarde linker vleugel het verhaal van de vera ikoon van den bisschop van Edessa, in het Latijn, met vergulde letters bevat. H. Familie in een landschap met, vóór het Kind knielende, Elisabeth en Johannes den Dooper met het lam. Doek 123 × 161. Vlaamsche school onder sterken invloed van Rubens, misschien copie naar hem (XVIIc). Middenstuk: Christus aan het kruis tusschen de moordenaars. Op den linkerGa naar margenoot+ vleugel zes knielende mannen met hun patroon Petrus, op den rechter vleugel zes knielende vrouwen met Andreas als patroon. Op de buitenkanten, links Johannes den Dooper (de patroon van den stichter), rechts H. Lambertus, de patroon van de kerk. Volgens het opschrift, geschilderd op een bijbehoorend bord, memorietafel, gesticht voor Johannes de Swolgen ‘cum parentibus fratribus et sororibus’, in 1573. Hij was geestelijke en is in witte, geestelijke dracht afgebeeld. (M 1904, 82; 1905, 92, 93). In het koor zijn ter hoogte van de kraagsteenen, en te weerszijden van deze,Ga naar margenoot+ op de penanten de fraai gedrapeerde beeltenissen der Apostelen geschilderd, ten deele (één geheel) vergaan; thans gefixeerd en beschermd achter op koper geschilderde en op een paar cM. afstands er vóór gehangen afneembare copieën. Hg ± 1,25 (XVIa). Stralenmonstrans met effen ovalen voet en platronden, met acanthus versierdenGa naar margenoot+ stam; het expositorium over de stralenbundels omgeven door korenaren en wingerdranken, in top de Duif onder een kroon. Merken gekroonde M, zeshoek met diagonalen, een onherkenbaar; hg 56 (XVIIIb). Ciborie, met over voet en nodus, alsmede over het deksel, vier, in plan een kruis vormende, opgaande banen; één rocaille cartouche op den voet draagt het alliantiewapen v. Hatzfeld-Wildenburg von Winckelhausen en het chronogram: Stirps hatzfeldiana offerebat me sacello Tynrayensi (1753 of, indien de letters y meetellen, 1757); voorts o ssma virgo ora pro illa. Drie miskelken: 1, met zevenlobbigen hollen voet, zwaren nodus met traceeringen en vierkante noppen met rozetten; effen cuppa (1624). 2, effen met zeslobbigen voet, merken Venloo en H M (Herman Meijers), (m XVIII). 3, bij de voorvermelde ciborie behoorend, met hetzelfde wapen en opschrift (XVIIIc). | |
[pagina 134]
| |
Ga naar margenoot+ Wierookvat, zeszijdig met op de zijvlakken gedreven, afwisselend een Cherubijn en een tafereel, respectievelijk het Offer van Abraham, van Aaron en van Melchisedek; op den voet gegrift: f.a.m.v.l. 1632. ana maria von ligers, voorts een wapenschild met klaverblaadjes. Merk AC. Deksel, ketting en kettingschijf minder oud. Ga naar margenoot+ Drie zeer eenvoudige H. Oliebusjes, een enkelvoudig met 1591, twee aaneengekoppelde (M 1928, 35). Ga naar margenoot+ Lavaboketel, met leeuwekop-tuiten en hengselkopjes, hg m.h. hengsel 34, breed 32 (XV). Kandelaars: Gegoten geprofileerde: Twee paar op bolpootjes, hg 17 (XV), een paar hg 16½ (± 1600), twee enkelingen, hg 20 (XVII), een paar hg 22 (XVII), een paar hg 24 (XVIII). Een paar gedreven, hg 73 (XVIIId). Ga naar margenoot+ Zit- en knielbanken, met oude eiken wangen, symmetrisch versierd met bandindeelingen en ranken; twee daarbij met respectievelijk ano en 1788. Ga naar margenoot+ Kazuifel met oud kruis en paal (Koelnische Borte) versierd met ster-rozetten en bloeiende boompjes en, tusschen die figuren, opschriften luidende ‘ihesus’, bovendien op de paal (verkort) ‘o florens rosa mater domini’ en op het kruis ‘gloria in excelsis deo. regina coeli. laetare. alleluia’; op een lapje: ‘Jan van Swolgen’ en ‘1574’. De kazuifel is overigens nieuw. Ga naar margenoot+ In den toren hangen drie oude klokken: 1, van 102 middellijn met in fractuurtypen het opschrift: † ich eit maria.anno.domini.m.cccc.xi.inden.mei. 2, van 125 middellijn met in fractuur: yck.heit.lambertus.anno.dni.m.vc.en.vertein. De woorden gescheiden door stiprozetten. 3, van 60 middellijn met in fractuur: yck.heit..anna.Anno.dn̄i.m.vc.xiiii.iohs.de.stralen.en.gerdus.de.venlo.hebenmi.gemaickt. Tusschen de woorden stiprozetten; onder het opschrift een hangrand; op het lijf, door fleurons omgeven medaillon, waarin een Calvarie is voorgesteld.Ga naar margenoot+ Op het kerkhof een eenvoudig grafkruis van 1685. |
|