De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 221]
| |
CCCCLXXXVIX. Waarom de dagen beginnen te lengen op den dag van St. Thomasaant.Sint Thomas had de slechte gewoonte 's morgens nog al lang in de pluimen te blijven liggen. Altijd was hij de laatste op en 's avonds lag hij er de eerste in. Onze Lieve Heer kon dat echter lijden van Sint Thomas, want hij hield danig veel van hem. Eens toch, in 't midden van den winter, ging het boven zijn hout. Al de heiligen waren al lang opgestaan en met Onzen Lieven Heer aan 't onderhandelen, en Sint Thomas was noch te hooren, noch te zien. - Wat mag er met Thomas gebeurd zijn? vroeg Ons Heer. - Meester, antwoordde Petrus, ik ga zien waar hij blijft. Een oogenblik nadien was Petrus terug. - Welnu? vroeg Ons Heer. - Meester, Sint Thomas zegt dat het de moeite niet waard is om op te staan; de dagen gaan toch maar open en toe, zegt hij. Onze Lieve Heer wilde in gramschap schieten, maar bedacht zich. Ik heb immers gezegd, dat hij danig veel van Thomas hield en er niet kwaad kon op wezen. Zulks was weer het geval. - Ga er nog eens heen, Petrus, zei hij. Zeg aan Thomas dat hij meekome, dat ik er fel op gesteld ben. En als hij meekomt, zullen de dagen van morgen af beginnen te lengen. En zoo is het geschied en zóó geschiedt het nog. |
|