De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 188]
| |
CCCCLVI. Vrouw Holle en het vlas (Linum usitatissimum)aant.In de eerste helft van de 19e eeuw was het in vele dorpen van Vlaanderen nog de gewoonte, in Mei, naakte kinderen door het bloeiende vlas te laten loopen. En die kinderkens zongen dan, terwijl zij achtereen door de voren van de vlasakkers liepen: Vrouw Holle komt,
Vrouw Holle komt
met haren bloemenstoet.
Vrouw Holle maakt,
Vrouw Holle maakt
ons allemaal schoon en goed!
Aldus wilde men, in allereerste plaats, den vlasoogst doen gelukken. Ook meende men toen algemeen dat de meisjes, die het feest van Vrouw Holle meemaakten, tot nette (schoone) vrouwen zouden opgroeien. 't Was een overblijfsel van een oude heidensche gewoonte. Inderdaad, in den heidenschen tijd, zoo vertelde men, en wij moeten dat gelooven, trok jaarlijks Vrouw Holle, de godin van de Lente en de Liefde, met haar gevolg door het land en overal waar zij kwam werd zij door het volk gehuldigd. Van alle kanten kwam men toegestroomd om haar te begroeten en de meisjes wierpen armsvollen bloeiend vlas op haar wagen. Dankbaar aanvaardde Vrouw Holle deze giften en de meisjes die 't vlas voor haar aanbrachten schonk zij de schoonheid, den rijksten schat dien een meisje op aarde kan bezitten. |
|