De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 167]
| |
CCCCXXXVI. Waarom de popels altijd beven (Populus pyramidalis)aant.Woden en Loge, de groote Goden van 't oude Germanië, trokken eens door 't woud. Alles boog vol eerbied en ontzag voor hen neer, waar zij ook kwamen en gingen. Eén boom, één alleen, boog zich niet. 't Was de popel. Woden schoot in woede: - Hoogmoedige popel, riep hij, waarom buigt ge u niet voor mij, gelijk al de andere boomen en heesters van het woud? De popel beefde bij die woorden en wilde zich neerbuigen voor den oppersten Meester, maar Woden hernam met een nog schrikkelijkere stem: - Neen, ik wil niet meer dat gij voor mij buigt, beven zult gij voortaan, beven en blijven beven vol schrik... zelfs als een nietig windeken slechts even den kop zal opsteken... | |
[pagina 168]
| |
- Neen, ik wil niet meer dat gij voor mij buigt, beven zult gij voortaan,...
|
|