De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 161]
| |
CCCCXXX. Hoe het komt dat er zilverige abeelen zijn (Populus alba)aant.Toen Jozef en Maria met het kindeken Jezus naar Egypte vluchtten, en zij met hunnen ezel al een halven nacht op de baan waren, zei Maria: - Laat ons hier een stondeken wachten om mijn kindeken opnieuw in te busselen. En Jozef hield stil onder een abeel langs den weg. Maria lei 't kindeken Jezus op het gras, deed den bussel los en nam versche doeken. 't Kindeken Jezus lag daar een oogenbliksken naakt te spartelen, en toen, ja toen straalde het zoo'n wondere lichtheid uit, dat de boomkruin daarboven er van wemelde en 't licht met heelder kladden op de takken en op den stam van den abeel hing. Toen het kindeken opnieuw ingebusseld was, verdween die lichtheid niet heel en al; zij bleef hangen tusschen de blaren, op de takken en op den stam. Heden kan men 't nog zien aan de abeelen: hun bladeren zijn er zilverig van uitgeslagen en de schors van takken en stam heeft er zilverige plekken van behouden. |
|