De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 160]
| |
CCCCXXIX. Het ontstaan van de sleutelblom (Primula veris.)aant.Eens deed Sinte-Pieter de poort van den hemel open om er een schoon en zuiver zieleken binnen te laten. Hij verschoot er waarlijk van, want nog nooit had hij een zuiverder zieleken gezien en, van 't danig verschieten, liet hij zijn sleutels uit de handen vallen. Die sleutels vielen en vielen, door wolken en nog door wolken, uren en uren achtereen, tot zij, ten lange laatste, op de aarde terecht kwamen. En op de plaats, waar de sleutels van den hemel gevallen waren, daar schoot meteen een plantje uit den grond en 't scheen wel of 't met zijn blaren en gele blommekens de hemelsleutels voor 't oog der menschen wilde verbergen. Maar de menschen, die voorbijgingen, keken nieuwsgierig naar dat wondere plantje en zijn gele blommekens, want nog nooit hadden zij daar een gelijkaardig plantje met gelijkaardige blommekens gezien. En zie, zoo gelijk zij naderkwamen, zagen zij de gouden sleutels aan den gouden ring, en daaraan herkenden zij dat het de sleutels van den hemel waren. En sindsdien wordt dat plantje met de gele blommekens, sleutelblom geheeten. |
|