De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 157]
| |
CCCCXXVI. Het gevecht van de vliegende en de viervoetige dierenaant.'s Anderen daags stond het leger van de vliegende dieren al vroeg in gereedheid, om den vijand aan te vallen. Men wachtte nog alleen op de komst van den koning. Toen de arend eindelijk daar was, gaf hij in stilte een bevel aan de mug en daarop vertrok het leger ‘en avant, marsch!’. Niet zoodra stonden de twee legers in 't zicht of de mug vloog vooruit om een geheime boodschap te volbrengen. Wanneer zij boven het leger der loopende dieren gekomen was, zocht zij naar den vos, en zoodra zij hem in 't oog gekregen had, vloog zij naar hem toe. Zonder van iemand gezien te zijn geweest, vloog zij naar zijn staart en heel en al op het puntje zette zij er zich neer. In eens gaf zij er een prik. - Ei mij! ei mij! riep de vos. En de mug gaf nog ne prik. - Ei mij! ei mij! riep de vos nog ne keer. En weer prikte de mug. De vos kon 't niet meer houden van de pijn, hij huilde verschrikkelijk en stak zijn staart in de hoogte, zoo hoog hij hem maar steken kon. Als de loopende dieren dat zagen, dachten zij natuurlijk niet anders of de nog niet begonnen slag was al verloren en allemaal keerden ze zich om en loopen dat ze deden, loopen, zoo snel ze maar loopen konden. En de vliegende dieren liepen de loopende achterna en zij doodden er zooveel ze maar konden. |
|