De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 139]
| |
CCCCXIV. Waarom de arend het koningsken ook vogelvrij verklaardeaant.De klamper, de valk, de specht en de ekster trokken eens naar het paleis van den arend om hem voor te stellen een onderkoning te doen kiezen. 't Zou natuurlijk een hunner moeten zijn. Zij zouden er dan wel voor zorgen dat het koningsken voor goed den bek gesnoerd werd. Daarover waren zij het allen eens. Verder trachtte elk hunner zijn medematen te overtuigen dat hij zelf en hij alleen onderkoning moest zijn. En de ekster, die in 't klappen een meester is, was alleen aan 't woord. Maar overreden kon zij haar drie gezellen niet. Daar zij 't niet eens geraakten, besloten zij, vooralsnog, van het onderkoningsschap aan den arend maar niet te spreken en alleen te vragen dat hij een snel besluit zou nemen tegen het koningsken, dat zich aanstelde als de koning en de meester van de vogels; dat was een misdaad die gestraft moest worden. De koningstitel hoorde alleen toe aan den sterksten onder de vogels, dus aan den arend. De arend was zeer gevleid bij die woorden. Hij krulde zijnen neus van fierheid en hij sprak: - Ik ben koning, gelijk ge met recht en reden zegt; ik ben de sterkste van al de vliegende dieren, dat is ook waar. En als het koningsken mij niet als zoodanig wil herkennen, verklaar ik het vogelvrij. Iedereen mag het dooden en ook zijn nageslacht, zonder verder proces. 't Is 't eenige middel om eendracht onder de vogels te brengen. Na die boodschap trokken valk, klamper, specht en ekster er vandoor. |
|