De Vlaamsche vertelselschat. Deel 4
(1933)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 123]
| |
CCCC. Waarom de schelvisch twee plekken op den rug heeftaant.Ne keer was Jezus met Sinte Pieter op reis gegaan en ze hadden geen centen meer. 't Was al verteerd. - Wat nu gedaan, Pieter, zei Ons Heer. - 'k Weet het niet, Meester, zei Sinte Pieter. Ik heb gepeinsd en weer gepeinsd en ik ben moe gepeinsd. - 'k Zal u weer ne keer helpen, Pieter. Pak uw net, smijt het daar op die plaats en, als gij 't optrekt, zal er een schelvisch in gevangen zitten. Trek zijn muil open en gij zult er een goudstuk in vinden. Daarmee zullen we gered zijn. Alles gebeurde gelijk Ons Heer had gezeid. Sinte Pieter pakte den schelvisch tusschen den duim en den wijsvinger van de linkerhand en haalde met de rechterhand het goudstuk uit zijn muil. Daarna wierp hij den schelvisch weer in zee. Maar deze visch behield twee zwarte plekken van achter op den rug, daar waar hij als in een tang tusschen de vingers van Sinte Pieter had gezeten. En al zijn nakomelingen hebben die plekken behouden. |
|