De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 236]
| |
CCLXX. - Van Jan boven Jan.aant.Ons Heer was weer op de baan met Sinte Pieter. Ergens, onderwegen Antwerpen en Mechelen, stond er toen een smidse met herberg. Beiden hadden grooten dorst gekregen en gingen er een pint pakken. Sinte Pieter stootte eren met zijnen arm tegen Ons Heer en zei, terwijl hij op het uithangbord wees: - Kijk eens daar! Dat is de hoogmoed van de menschen! 't Is hier bij Jan boven Jan,
Die alle paarden beslagen kan.
Ons Heer ging daarop tot den smid en zei, dat hij ook wel wat verstand had van paarden beslaan. Daarom wilde hij met hem een wedding aangaan om het rapst een paard van een nieuw ijzer te voorzien. - Waarom gaat het? vroeg de smid. - Om honderd gouden dukaten! - Aangenomen. De smid begon meteen zijn werk. Hij lei een nieuw ijzer op den voorhoef van het paard dat in de travalje stond. Op vijf minuten tijd was hij er mee klaar. - 't Is nu aan uw beurt, maatje, zei de smid daarop. Ge ziet het hé? 't Zullen rappe kerels zijn die 't op minder tijd zullen doen. Onder ons, zulke kerels moeten nog geboren worden! - We zullen zien, zei Ons Heer, en hij begon zijn werk. Hij nam een mes, sneed, rap, rap, den anderen voorpoot van het paard af, liep er mee naar de smidse, lei er met den hamer een nieuw hoefijzer op en haastte | |
[pagina 237]
| |
zich terug naar de travalje, waar hij den poot weer op zijn plaats zette, zonder dat het beest een druppel bloed had verloren. En zie, - en dat was wel het wonderste van al, - aan den poot was geen letsel, geen wond, geen vil, geen schram. - 'k Ben verloren, zei de smid, maar ik heb iets geleerd. Die les is mij honderd gouden dukaten waard! Daarop betaalde hij Ons Heer, die er voor gezorgd had dat er weer een boer met een paard aankwam. Het beest had een ijzer van een van zijn voorste hoeven verloren en moest onmiddellijk beslagen worden. De smid wreef zich in de handen: - Nu zullen ze eerst in 't dorp zien dat ik Jan boven Jan ben! Hij haalde zijn mes en sneed den voorpoot van het paard af. Maar het beest ging nog al eens te werk! Het huilde en sloeg en trappelde van pijn en woede. De smid was er den kluts van kwijt en haastte zich in de smidse om er rap een ijzer op te leggen. Hij had nog maar een paar hamerslagen gedaan of 't paard viel stuiptrekkend ten gronde en stierf. Ons Heer, die alles kalm had nagekeken, sprong toen vooruit: - Hoogmoedige smid, zei hij, zult ge nu nog beweren dat ge baas boven baas zijt? Betaal dien man zijn paard en neem uw uithangbord weg. Deze les is wel een paard en een uithangbord waard. |
|