De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 223]
| |
CCLXVII. - Het muizeken.aant.(Men maakt, onder het vertellen bovenstaande teekening.) Daar is een herberg op een hoekske en er zit een zatterik in (driehoek en punt). Hij komt buiten en valt, staat recht, valt weer maar staat weer op, gaat een eindje verder, valt opnieuw, staat recht, valt weer en staat nog eens recht en kijkt om (buik en pooten). Hij ziet zijn vrouw, die achter hem komt geloopen (staart). De zatterik loopt weg en dààr staat een muizeken (rugzijde). |
|