De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 205]
| |
CCLXIII. De Spaansche janmaker.aant.In den tijd van Alva, toen de Spanjaarden in de Scheldestad den battevie sloegen en voor ne niks de menschen op het Steen folterden en vermoorden, was er een janmaker van een officier meester op het kasteel. Alle dagen liet hij zich, nu hier, dan daar, bij een barbier den baard afdoen. En telkens zei hij zoo: - Zie, ik wil dat ge me glad en rap scheert, maar geen schrammeken, hoor! Als ge me maar een vlimmeken van zoo groot door 't vel geeft, zijt gij een manneken minder. En hij lei daarop zijn sabel grijpens gereed nevens hem op de tafel. De barbiers schrikten en beefden, wanneer zij hem zagen binnenkomen. Zij wisten, dat hij het niet bij woorden liet, want daarvan had hij reeds menigmaal 't bewijs geleverd. Ja, zoo wreed was die kadee! Ge moet dan ook niet verschieten als ik u zeg, dat heel, heel dikwijls de barbier en de knechten op den loop schoten, wanneer zij hem van ver zagen aankomen. 't Lukte hen echter niet altijd schampavie te spelen, want als hij zulks in de gaten kreeg, sleurde hij ze met hoo(f)t en poot terug binnen. Eens gebeurde het, dat die gevreesde kerel zich kwam laten scheren bij een klein barbierken in een straatje dicht bij het Steen. De baas was de pijp uit en alleen een halve gast, die amper veertien jaar telde, was overgebleven. - Toe, jongen, mij geschoren en wat rap, riep de koleirige vent. Meteen lag zijn sabel al gereed. | |
[pagina 206]
| |
De jongen, meer dood dan levend, zeepte den klant in en begon dan te scheren. Het angstzweet stond hem met dikke droppels op 't gezicht. En zie, 't geluk was met dien durver, gelijk altijd in 't leven. Als de officier zich waschte en afdroogde was er geen schrammeken op zijn gezicht te zien. Hij betaalde daarop goedgezind, en gaf de jongen nog een fooi daarbij. - Maar zeg eens, jongen, hoe hebt gij dat aangedurfd? Vertel me dat ne keer. - Ja, meneer den officier, zei 't half gastje, ik heb het gedaan omdat het moest, en het is de eerste maal dat het me zonder schram of vil is gelukt. Ja, ik dacht bij mezelven, ik zal 't maar probeeren en is het er deur, dan snijd ik hem maar heel en al de keel over. |
|