De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 202]
| |
CCLXII. - De tooverboom.aant.Er was eens een houthakker in het bosch aan 't werken. Hij had al vele boomen uitgehakt en nu wilde hij een ouden eik den genadeslag geven. Bij den eersten bijlslag begon die boom te spreken als een mensch: - Waarom mij vellen? Ik ben niet alleen de oudste boom van het bosch, maar ik ben ook een tooverboom. Ik kan u geven wat gij wilt. Werp liever uw bijl weg en zeg mij wat gij begeert. En de houthakker deed alzoo. Hij begeerde rijk te zijn. - Ga naar huis, antwoordde de boom, uw wensch is vervuld. En de man ging naar huis. En hij vond zijn vrouw niet meer terug in een kleine, leemen hut, maar in een prachtig, steenen huis met grootentuin daarachter, vol boomen en bloemen. En zij had meiden en knechten meer dan genoeg. Nu leefden zij getweeën een leventje van rijke menschen, zonder zorg, zonder kommer. Maar aldra begon hen dat leven tegen te steken, om reden dat er rijkere menschen op het dorp waren dan zij, menschen die konden doen, wat zij niet konden doen. En de man ging aan den boom vragen, hem rijker te maken dan de andere rijke menschen van het dorp. De boom zei: - Ga maar naar huis, uw wensch is vervuld. En nu waren zij de rijkste van 't dorp en zij deden wat zij begeerden en wat de andere rijke menschen van het dorp niet konden doen. En zij waren hoogmoedig, omdat zij dat doen konden en zij alleen. | |
[pagina 203]
| |
Maar nu, op een schoonen morgen, stelden zij vast, dat er op het dorp nog een man was, die boven hen stond, omdat hij aan de rijke menschen en aan hen zelf bevelen kon geven. En die bevelen werden afgelezen aan de kerk, elken Zondag. In die bevelen werd gezegd, wat men doen en laten moest, op straf van boet. En dat stemde hen triestig. Ze spraken er over met elkaar en de vrouw zei tegen haar man: - Ga terug naar den boom in het bosch. Gij hebt hem het leven gelaten. Hij kan niet genoeg voor u doen. Vraag hem burgemeester te worden. Dan eerst zijn wij de eersten in macht en aanzien. En de man ging opnieuw naar den boom en vroeg om burgemeester te worden. En de boom vervulde zijn wenschen. De man was nu burgemeester en zijn vrouw was er fier op dat haar man heer en meester was over iedereen. Maar, eer hij nog een bevel aan de dorpers had gegeven, kreeg hij zelf een bevel om in de stad in 't paleis van den koning te verschijnen. Hij kleedde zich aan om naar de stad te gaan, maar toen zijn vrouw dit vernam zei ze: - Wat, er zijn dan nog menschen, die u kunnen bevelen, die hooger staan dan gij en waaraan gij moet gehoorzamen. Dat mag niet zijn! Ik wil het niet. Gij zult niet tot den koning gaan, maar meteen naar het bosch terugkeeren en vragen aan den boom om koning te worden en zóó heer en meester over iedereen te zijn. De boom kan u zulks niet weigeren. Is hij u niet het leven verschuldigd? En de man gehoorzaamde, keerde terug tot den boom en vroeg om koning te worden. En de boom antwoordde: - Koning, man? Wat ge vragen durft? Een koning is zooveel als gezant van God en kan alleen door Godswil regeeren. | |
[pagina 204]
| |
- Mijn vrouw wil het, en ik wil het ook, zei de man. Ons beider wil moet geschieden. Daarbij ge moet me geven wat ik vraag. Hebt gij aan mij niet het leven te danken? De boom antwoordde: - Ik heb u gegeven al wat gij begeerdet, voor zoover ik het u geven kon. Vraag niets meer, of ik zal verplicht zijn u alles te ontnemen wat ge op de wereld bezit. In plaats van alleen te heerschen zult ge dan zelfs geen bijl meer hebben in eigendom. Gij zult van allen afhangen en aan iedereen de hand moeten reiken om een bete broods. Wees wijs, man, en tevreden met wat ge thans zijt. Maar de houthakker wilde niet luisteren. Hij hernieuwde zijn vraag, een derde maal. - Ik wil koning worden en mijn vrouw koningin. - Wie te veel wenscht, verliest alles! Zij voortaan bedelaar en uw vrouw bedelaarster. Gij zult de handen uitsteken naar allen en iedereen en geen onzinnige verlangens meer hebben. En zoo kwamen de eerste bedelaars in de wereld. |
|