De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 184]
| |
CCLVI. - Hoe het kwam dat Joosken geen burgemeester wilde zijn.aant.De pastoor van het dorp was sinds langen tijd kwaad op Joosken, die hem zijn kiekens stal, zijn appels en peren afplok en hem alle perten bakte, die ge maar verdenken kunt, de ergste eerst. De pastoor kwam daarom met den koster overeen om zich van Joosken te ontmaken. Zij zouden hem in een zak steken, hem naar de rivier voeren en in 't water gooien. Zoo gezeid, zoo gedaan. Op een avond, in de schemering, kwam de pastoor met den koster bij Joosken aan en ze pakten hem vast en staken hem in een zak, dien zij met moeite buitensleurden. Maar nu stelden zij vast dat zij hem zoo, met tweeën alleen, geenszins tot aan de rivier konden brengen. 't Was een vracht die boven hun macht was. - Weet ge wat, pastoor? zei de koster. We zullen wij mijnen stootwagen gaan halen. En we laden den zak er op en rijden er dan mede naar de rivier. - Dat is een gedacht, zei de pastoor. Beiden trokken op. Terwijl de pastoor en de koster om den stootwagen waren, begon Joosken in den zak maar altijd te roepen: - En ik wil het niet worden en ik zal het niet worden! Een schaapherder, die daar met een groote kudde schapen voorbijkwam, hoorde zulks en, toen hij naderbij gekomen was, herkende hij de stem van Joosken. - Wat is dat allemaal, Joosken? Waarom zit gij hier in dien zak en wat wilt ge niet worden? - Wel, antwoordde Joosken, de pastoor en de | |
[pagina 185]
| |
koster die zijn bij mij geweest en ze hebben mij gevraagd of ik burgemeester van de stad wilde worden. En ik heb gezegd dat ik daarvoor niet hoog genoeg geleerd ben. Maar er is niets aan te doen en ik moet en zal het worden, zeggen zij, en daarom hebben ze mij in dezen zak gestoken. Ze zijn nu een stootwagen gaan halen om mij getweeën naar de stad te voeren. - Wel, antwoordde de herder, ik ben ik nog al wat geleerd en ik zou wel burgemeester willen worden. Daarop ontknoopte hij den zak. Joosken kroop er uit en de herder kroop er zelf in. Joosken bond den zak stevig dicht en de herder begon te roepen: - En ik wil het worden, en ik zal het worden! En Joosken er van door met de kudde schapen. Een tijd nadien waren de pastoor en de koster terug. Zij laadden den zak op den wagen en reden er mede naar de rivier, waar zij hem in 't water smeten, zoo ver ze maar konden. Blij trokken ze daarop naar huis, want zij dachten niet anders dan dat ze nu voor goed van Joosken waren verlost. Eenige dagen nadien kwam Joosken met zijn kudde schapen voorbij de pastorij. De pastoor verschoot nog al eens toen hij Joosken zag, en hij naar den koster! Getweeën trokken ze Joosken achterna. Toen zij hem ingehaald hadden, vroeg de pastoor: - Maar, Joosken, hoe komt ge hier terug aangeland en nog al met een schoone kudde schapen? - Och, meneer de Pastoor, zei Joosken, 't is toch spijtig dat ge mij niet wat verder hebt gegooid. Ik zou dan een kudde koeien gehad hebben in plaats van een kudde schapen. En nog wat verder was het een kudde paarden geweest. - Och, Joosken, zeiden de pastoor en de koster, als uit een mond, kom met ons mee naar de rivier, wij zullen ons in een zak laten binden en zorg er voor dat gij ons zoo ver in 't water gooit als het maar kan. | |
[pagina 186]
| |
- Ja, een kudde koeien voor mij, zei de koster. - En een kudde paarden voor mij, vervolgde de pastoor. - Ja, ja, zei Joosken, komt maar mee. En alle drie trokken ze op. Eens aan 't water gekomen duurde het niet lang of de pastoor en de koster zaten elk in een zak en zij waren aan 't roepen, zooals zij dat, naar zij dachten, door Joosken hadden hooren doen: - En ik wil het worden, en ik zal het worden! Joosken pakte eerst den zak waarin de koster zat en duwde hem 't water in. - Voor u een kudde koeien, riep hij. En dan was het de beurt aan den pastoor. - En voor u een kudde paarden, riep hij nog. En hij gooide daarop den pastoor wat verder dan den koster. En Joosken trok met zijn kudde schapen vandaan, blij nu voor goed van den pastoor en den koster verlost te zijn en hij zong gelijk een koraal. |
|