De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 153]
| |
CCXXXXVIII. Nog van een vedelaar.aant.In een dorp van de Antwerpsche Kempen kwam alle avonden een vioolspeler, die jongens en meisjes met zijn vroolijke airkens betooverde en ze tot den dans aanzette. De pastoor had goed preken, er was niets aan te doen. Alle avonden, in de deemstering, toen de vioolspeler verscheen, was er aan de jonge koppels geen houden of binden meer. Zij liepen de straat op en trokken met den vioolspeler mee, alom waar hij wilde, naar de bosschen, naar de heide. Eerst laat in den nacht keerden zij weer. Waar de pastoor geen raad meer wist, bracht God van hierboven hulp. Op een nacht, wanneer allen reeds te huis waren, klonk schielijk weer de welgekende muziek op straat. De vioolspeler wilde de jongens en meisjes tot een nieuwen tocht naar bosch en heide lokken. Allen kwamen aan hun vensters zien en sommigen gingen zelfs de straat op. Toen verdonkerde de hemel, bliksemschichten flitsten over 't dorp en de donder ratelde verveerlijk. Een bliksem sloeg den vioolspeler dood ten gronde en, op hetzelfde oogenblik, verscheen er een groote duivel, die het lijk van den speleman over de schouders wierp en er mee van door trok, recht naar de Hel. |
|