De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 149]
| |
CCXXXXV. De scheper van postel.aant.Die van Rethy en die van Postel lagen eens in ruzie over de grenzen van hun wederzijdsche gemeenten. Die van Postel beweerden dat hunne gemeente zich uitstrekte tot ginder ver en die van Rethy hielden staan dat het daar reeds hun eigen grondgebied was. Ten einde raad spraken zij den scheper van Postel aan; daar deze alle dagen met zijn kudde door de heide trok, kende hij er 't land op zijn duimken. De scheper deed grond van Postel in zijn blokken en stak een koperen bloemschepper in zijn klak. Zóó trok hij dan op naar de heide, vergezeld van de gemeentevaders van Postel en Rethy, om de grenslijn van de twee gemeenten af te stappen. De scheper begon te stappen. Hij stapte en bleef stappen, de gemeentevaderen van Postel en Rethy achter hem aan. Eensklaps scheen het aan die van Rethy dat de scheper al veel te ver was en zij riepen: - Hola! ge zijt al veel te ver! Die van Postel zwegen dat ze zweetten, maar de scheper nam het woord: - Te ver, te ver, zei hij, ik zweer, bij den schepper van hierboven - en hij wees naar den bloemschepper in zijn klak - dat ik nog altijd op den grond van Postel sta - en hier wees hij naar den grond in zijn blokken. En die van Rethy moesten toegeven. |
|