De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 136]
| |
CCXXXIII. De paal.aant.Alle nachten spookte het op den kouter te Ruysbroeck. Er liep een spook rond met een zwarten paal op de schouders, altijd maar kermend en roepend: - Waar zal ik hem zetten? Waar zal ik hem zetten? Niemand dierf er aan of omtrent komen, want telkens kwam het spook op de voorbijgangers af, kermend en roepend dat hooren en zien er bij vergingen: - Waar zal ik hem zetten? Waar zal ik hem zetten? Eens kwam daar een drinkebroer in den laten nacht aangevlagd. Het spook met den paal op de schouders kwam naar hem toe, kermend en roepend: - Waar zal ik hem zetten? Waar zal ik hem zetten? De drinkebroer bleef al waggelend staan, een oogenbliksken maar, en antwoordde: - Als ik van u was, vriend, ik zette hem terug op de plaats waar ik hem gevonden had! - Goddank! Op dat woord heb ik lang gewacht! antwoordde het spook en 't kermde en riep niet langer meer. Eens ontstool ik een reepel grond aan mijn gebuur door laag en list. Ik vond geen rust meer, geen uurken rust in mijn leven en na mijn dood moest ik hier - 't duurt nu al twintig jaar - alle nachten met den paal op mijnen rug omdooien, tot een levende mensch mij zou geboden hebben hem terug te zetten op de plaats waar hij eens stond vóór ik mijn schelmdaad bedreef. Maar nu het woord, waarop ik zoolang heb gewacht, is gesproken, ben ik verlost! Het spook liep verder den kouter op, plaatste den paal in den grond en verdween plotseling voor de oogen van den verbavereerden dronkaard, die meteen nuchter was geworden. |
|