De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 56]
| |
CXCV. De boer en de duivel.aant.Er was eens een boer, die voortdurend lastig gevallen werd door den duivel. Reeds heel dikwijls had deze aan den man gevraagd of hij zijn ziel wilde verkoopen; hij zou er bergen goud voor krijgen en al wat hij verder begeerde, gedurende zeven jaar. De boer had er niet van willen weten. Heb ik het niet breed, peinsde hij altijd, ik bewandel den rechten weg en wat kan men meer begeeren? Sindsdien speelde de duivel hem allerlei perten, maar de boer hield voet bij stek. Wie 't laatst lacht, lacht best, dacht hij. Maar de duivel was niet weg te slaan. Hij zwoer dat de boer hem zijn ziel zou afstaan, ofwel arm worden als Job. Zoo verscheen hij eens op den akker van den boer, toen deze aan 't spitten was. Hij zei: - Waarom altijd zoo travakken? Spitten en mesten! 't Is geen menschelijk werk. Laat dat aan mij. Zie, ik zal zeven jaren achtereen uw land spitten en mesten en heel en al gereedmaken, dat ge 't maar te bezaaien of te beplanten hebt. Maar de oogst wordt gedeeld. Aan den eene wat boven den grond staat, aan den andere wat in den grond steekt. - Aangenomen, zei de boer. - Top, zei de duivel. En wat kiest ge nu? - Ik, zei de boer, al wat boven den grond staat. - Dan is al wat onder den grond zit het mijne, antwoordde de duivel en trok op. De boer zaaide op zijn land zeven jaren achtereen niets dan gerst, rogge, haver, spurrie en klaver, zoodat de duivel geen zier had. Ja, waardelooze wortels | |
[pagina 57]
| |
waren zijn paart. Als de zeven jaren om waren was de duivel daar weer. - We zullen ons kontrakt eens hernieuwen, zei hij. Maar nu is 't mijn beurt eerst te kiezen. - 't Is eerlijk, meende de boer, daar valt niets op te zeggen. - Welnu, ik kies zeven jaren lang al wat boven den grond staat. En lachend trok hij op. De boer plantte aardappelen, wortels, rapen en beeten op zijn land. De duivel kreeg nu niets dan waardeloos loof. Wanneer hij zijn laatste kar had weggevoerd, ging de boer, die nu tweemaal zeven jaren een leventje geleid had van men kan niet meer, den duivel vinden. - Welnu, kozijn, we gaan nog eens herkansen, nietwaar? vroeg hij. - Wat, zei de duivel, een derde maal? Tweemaal gefopt is meer dan genoeg. |
|