De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 27]
| |
CLXXXVI. Van 't manneken in de mane.aant.Een houthakker, die niet veel gaf om God en zijn gebod, was op een Zondagmorgen naar het bosch gegaan om hout te hakken. Wanneer hij veel hout had vergaard en tot een bussel gebonden, trok hij er mede op, terug naar huis. Onderweg ontmoette hij een ouden heer met een grooten, grijzen baard. Die oude heer was God den Heer in eigen persoon. - Wat hebt gij gedaan, zei God den Heer tot den houthakker. Weet gij niet dat de Zondag een heilige dag is en dat het derde gebod u verbiedt op dien dag te werken? - De Zondag is voor mij niet meer waard dan de Maandag. 't Is mij al gelijk en den Maandag vier ik veel liever dan den Zondag. Zoo werk ik 's Zondags en den Maandag rust ik uit. En 't zal veel beter zijn dat gij u met uw eigen zaken moeit... En God den Heer antwoordde toen met een stem die den houthakker als een donder in de ooren klonk: - Als dat zóó is, en de Zondag voor u niet meer waard is dan de Maandag, zult gij eeuwig Maandag houden daarboven in de maan, waar gij tot in der eeuwigheid met uwen bussel hout op den rug zult blijven staan. En zóó is het geschied. |
|