De Vlaamsche vertelselschat. Deel 1
(1925)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 208]
| |
XXV. Stafken de koeiersjongenaant.Stafken de koeiersjongen zat gewoonlijk onder de Mis te spelen. De Suisse, die tevens veldwachter op het dorp was, wilde er bepaald een eind aan stellen. Eens, onder de nutting, pakte hij Stafken bij den schabbernak en dwong hem zóó eerbiedig op den grond neer te knielen. Dat was nu op geen kouden steen gevallen en Stafken zou zich wreken. Nog dezelfde week, toen de veldwachter zijne ronde door de velden deed, zag hij Stafken die bezig was met allerlei huisjes te maken van koeiendrek. - Wat zijt ge daar voor aardige dingen aan 't maken? vroeg de veldwachter. - Wel ik maak onze parochie. - Zoo, zoo... En wat is dat voor een groot gedoen daar? - Dat is de kerk. - Ja, ik zie het, wedervoer de veldwachter, en daarrond staan de huizen, nietwaar? Maar dat kleine ding ginder, dicht bij de kerk, wat is dat voor iets? - Dat is de pastoor, antwoordde Stafken. - 't Is heel aardig, zulle. - 'k Geloof het wel dat het aardig is, mompelde de koeier. - Maar g'hebt toch iets vergeten! Ik zie den Suisse niet... En de koeier besloot onmiddellijk, gelukkig zich te kunnen wreken: - Ik had geenen drek genoeg om hem te maken. |
|