Het eensaem tortel-duyfken rustende op den aenghenaemen rooselaer gheplant in't hemels lust-hofken(1694)–Catharina van der Meulen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Liedeken van de benoutheydt Christi in het Hofken. Stemme: Hoe langh is het wel gheleden, alder-soetste Enghelin. ACh! hoe wordt mijn hert ontsteken, Wanneer dat ick hier aensi Jesus soo veel Bloedt af-leken, In den Hof Gethsemani: Daer mijn Siel hem heeft ghevonden, Plat ter aerden neer-ghevelt, Die weg-neemt al onse sonden, Wie sal dit konnen door-gronden: Dat Godt voor de Slave stelt, Om te lijden, en te strijden, Hier sijnen eyghen Soon, uyt s'Hemels Throon? De Natuer begint te klaeghen, Van het lijden nu geproeft, [pagina 85] [p. 85] En hy gaet den Vader vraeghen, Sijnde totter doodt bedroeft: Oft den Kelck mocht passeren, Maer den gheest sonder verschil, Hoort men vlijtigh refigueren, Om 't versoeck te redresseren: Segghende: niet mijnen wil Moet gheschiede, siet ick biede Hier my nu voor den Mensch, naer uwen wensch. Doen sach Christus by hem komen Judas met een groote schaer, En hy heeft die ras ghenomen Tusschen sijne ermen daer, Sprekende in dit ontmoeten: Komt ghy Judas mijnen vrient Als Verrader hier begroeten, Die viel ne'er aen uwe voeten, En noch hebbe voor-ghedient [pagina 86] [p. 86] 't Broodt van 't leven, dat ghegheven, Door u wordt in de doodt uyt boosheydt groot? FINIS. Vorige Volgende