Maas-Sluysse meeuwe-klagt,
(1735)–Frank Metaal– Auteursrechtvrijbehelzende verscheide geestelyke gezangen en gedichten met noch een korte aanmerkinge over de tegenwoordigen liefdeloozen tyd, waar inne de ware liefde nauwelyks te vinden is
[pagina 117]
| |
Op deze nieuwe Voys.
O Droevig Nederland!
Hoe slecht is uwen stand,
Gy stapelt hout tot brand,
In deze laatste tyden:
Veel spiegels voor u staan:
Maar gy en schoud niet aan,
| |
[pagina 118]
| |
Wat God al heeft gedaan,
Dat zal zwaar doen lijden.
2. Van d'eerste wereld af,
Dat God de Sondvloed gaf
Tot nu heeft hy seer straf
De sondaers doen verdwynen:
En gy en neemt geen acht,
Hoe hy haar heeft geslacht,
Dit zal u onverwagt,
Eens deerelijk doen pijnen.
3. Indien gy niet bekeert,
En aen een ander leerd,
Soo sal God eens sijn sweerd
Op u zoo scherrip wetten,
Dat hy met eene snee,
Den Menschen en het Ve,
Doen smaken en sal veel wee,
Of in een bloedbad setten.
4. Komt dan het is genoeg
Denkt niet het is te vroeg:
Want indien God u woeg,
Te licht sou hy u vinden
Gy met de ydelheid:
In eene schaal geleid
De waarheid dan gezeid
| |
[pagina 119]
| |
De Ydelheid sou 't winnen.
5. Kom kom ik ben ook een
Van dit lighaam sijn leen:
Laat ons dog algemeen
Met God verzoening maken,
Syn hand is opgeheft,
Komt eer de slag ons treft,
Door bidde vaste waken.
6. Dit is dat hy begeert
Misschien sal dan sijn zweerd:
Van ons werden gekeert
Want hy is wel genegen,
Wanneer berouw ontstaat
En dat een ieder laat,
Sijn voorbegane quaat
Soo laet hem God bewegen,
7. Doe Ninive de stad
Geheel in rouwe sad,
Een ieder God aanbad:
In zakken en in asse
Sy hadden weynig tijd:
Maar God die schol haer quyd
Sy wierden al bevryd,
En van sonden gewassen.
8. Wel dan geen beter raad:
In onsen slegten graad
Als ook met Rouw-gewaat
Ons selven te kleden:
Om voor Gods Majesteyt
Gestaag te zijn bereid,
Daar lustig uytgeschreyt
Met vierige gebeden.
9. Dan sal God komen neer
| |
[pagina 120]
| |
Om al 't bedroefde weer:
Te doen nemen sijn keer:
De duysternis sal schaken,
Laat ons maar wel toezien:
Om al 't quaad te vlien,
God vreese maar allien,
In alle onse saken.
10. De dood sal ons geen dood
Dan wesen in de nood:
Al werden wy ontbloot
Van 't tydelyke leeven:
Een eeuwig erffenis,
Daar 't leven altyd is,
Dat sal God ons gewis
Tot zaligheid dan geven.
|
|