Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen
(1651)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij
[pagina 138]
| |
Of in sijn lamp, of waer't in was,
Of in sijn gulsig Pater-glas,
Om hem te leeren, dat het soet
Niet altijdt eyscht den overvloed,
Of dat daer een verseeude tong
Wel in een dit of datje von.
Dat 'tsoetste druyve-nat ons suert,
Als sijn genot te lange duert,
En dat een over-vollen balg,
Steekt van de beste spijs de walg,
En dat een wel-bedachte Vaer,
Niet alle daeg geeft Nieuwe-jaer,
Maer, als hem 'tgierig Kind verveeldt
Lijd dat het met de spaer-pot speeldt.
Dat ook niet somtijds van ons stuk
Ons hielp het blind-gehokt geluk,
En ons temets wat hongren liet,
Wy achten onsen voorspoed niet.
Een trotsen Lans, een moedig Held,
Schoon altijd Meester was in't Veld,
Indien hy niet van stilstand heugd,
Verslapten in sijn krijger-deugd.
Dat altijt een verweenden Boet
Sag een gestoude dorsser-vloer,
Hy trok sijn handen van de ploeg,
En ging versmoren in de kroeg.
Een wijsen Visser, die in Zee
En goed, en slechte reysjes dee,
Veracht ook 'tkleynste sootje niet
Dat hy in sijne netten siet.
Dees wetten heeft de min al mee,
In een verliefde Kleuter-zee,
En in den dors-vloer van ons bed,
En sijn gevecht, en disch geset.
| |
[pagina 139]
| |
Daerom, mijn Engel, al mijn min,
Bin eens met recht een reefjen in,
Ik hael het wapprend zeyltjen aen,
Ons Schuytjen sal veel beter gaen.
|
|