Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen(1651)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sendo venuto à casa tutto in colera, per l'amor di certe bugie terribili d'un becco F. di Barbier Francese, e d'una vecchia sua paesana toccando quello ch' havemo detto di Checha moury, nel mese d'Agosto 1648. Gelijk een stroom die door't gebergt, Van rouwe rots en stronk getergt, Komt storten met een grammen val In een vermaeklijk runder-dal, En't Boere Meysjen met haer Vee, En d'Osse- weyers vluchten dee, En loopen na het heuvlig Land, Dat men daer't naest en't veylste vand; Soo koom ik hier van buyten in Met achterklaps onsteken sin, Verwerd verdraeyt door't snootst gebroed, Dat immer Romen heeft gevoed, En val met redeloosen golf, En als een hongerige Wolf In mijnen Engel haren schoot, Tot alle vre'e en min ontbloot. [pagina 132] [p. 132] 'tOnnosel oog, het lief gesicht, Dat my tot alle min verplicht, Berst in een goddelijke traen, Die my van leet doet swanger gaen; Waer door, als regen in de kalk, Mijn vyer gaet stijgen na den balk, Waer door als een gesengde druyf Ik al mijn wrangheyd van mijn schuyf. Wel, Engel, straf den mortsen moed Van mijner gallen overvloed; Ja ja, ik vlie voor u gesicht, Ten zy gy my de slippen licht, Ten zy gy met verdiende straf, My smeert soo dicht soo rijklijk af, Dat ik alleen aen uwen mond Weer met een kus mijn leven vond; Dat ik den Nectar van ons min Soo vaek breng t'uwen Hemel in, Dat gy my genen tijdt en laet Te denken hoe't daer buyten gaet. Want eenen ongeachten nijd, Schoon hy steets groeyt, hy berst van spijt, En als een blaeuwe dissel-blom, Draegt sijnen eygen geessel om. Vorige Volgende