Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen(1651)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Alli Sri. Guiglielmo C. e Theodoro P. Della natura delle ragazze del Trastevere. HOE hooger vloet, hoe leeger water-ebben, Hoe rouwer vlas, hoe grover draet en webben, Hoe steyler rotsen-weg, hoe grooter reys-gevaer, Dat werd ik heden in ons heete min gewaer. Wy meenden schier gansch Roomen in te slikken, En 'tis een regen-son, die wy sien blikken, Het goed is vlug genoeg, en dertel van gelaet, Maer 'tis een vuyle vlam die door haer boesem gaet. Sy zijn vol buyen, fratsen, nukken, stuypen, Een Reekel sou haer thien-mael eer bekruypen, Of slimmen Tempelier, als eenig eerlijk Man, Die sijne min met munt en rede stijven kan. Het lonkt het lacht al wat ons oogen groeten, 'tStoot al het Roomsche veynsen met de voeten, 'tIs jonk en wulps, en geeft u grooter blooter hoop, Als eenig vuyl gebras, dat yeder-een bekroop. Maer ongeacht haer ongeschaefde zielen, En keer ik niet soo ras mijn vaste hielen; En schoon ons hier 'tgeluk nu schijnt den rug te bien, Ik sal noch visch of kuyt van desen heering sien. Ik sal noch, wil't op d'eene voet niet lukken, Eens op een and'ren van die kerssen plukken, Die my soo rijp in't oog, en schoon, en schoonder staen, Als al de vruchten die heel Roomen heeft gelaen. [pagina 44] [p. 44] Of wel misschien, als ik de minste lusten Sal hebben tot die vrye buyters kusten, Of als ik 'tminste denk op hare vryery, Krijg ik de netten vol van dese vissery: Ja ja, heb moed, het leyd my op de leden, Dat hier 'tgeval sal sturen onse schreden, Ja ja, dit los gebruy lijd reden noch besluyt, En met een roe' voor 'tgat, daer mee is't liedjen uyt. Vorige Volgende