Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen(1651)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Una lavandara Fiaminga, havendo guasto tutto il negotio, colla madre di Camilluccia. WIE sag oyt schoonder dageraed ontluyken? Maer droever wolk sijn vleyend wesen duyken? My dacht, een dach drie'f vier was al te seer verlengt, En nu, wat weet ik of sy oyt mijn vier gehengt. Wie dorst die schralen wind, en winter-nachten Op't geyl gebot, en blijden bloessem wachten, Van dees ontblootte kriek, en vroege boogard-kers? Wie proefden oyt 'tgeluk soo lachend, en soo dwers? En in een blik geheel versteld van wesen, En in een stond ter hooger top geresen, En in den diepsten poel van wan-hoop neer-gedaeld, Die nacht en dach in desen boesem leyt en maeld. Die self met my een Vader-land bekenden, Most hier met helsche nijdigheyd belenden. Ha Duvels soog'ling, ha vertijgerd oye-jong, Dat sulk een swaren gift berst uyt een Vlaemse tong! Wat scha, wat nut had u mijn min beschoren? Seg, droeve Hex, tot mijnen val geboren? Seg af geslonsde Teef? Seg uyt-gemergde Pry? Wat leyt u aen dit werk? wat garen spintg'er by? [pagina 12] [p. 12] Waerom wild gy in my een ding gaen haten, Dat u wel eer u Vader-land te laten, En hier te landen ried? en hier aen Tybers vloed, Te stellen met een Schelm u ver-verhoerde voet? Ik wil u desen trouwen trek beloonen, En een Veneetse vrindlijkheyd gaen thoonen, En sal u onverwacht soo quijten dese schuld, Dat gy u leven lang daer aen gedenken sult. Vorige Volgende