Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen(1651)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Dell' amor mio vero & antico in su la Donga, mentre ch' io legeva Lucretio. Recht tegen slot van wysheyds klare reden, Wil ik den loop van myn gedicht besteden, En seggen dat natuer ook yet uyt niet verwekt, En sonder kracht of saet, myn min uyt klippen trekt. Daer geen verholen vyer van sacht gevoelen Kan met syn werkend' samen-treksel boelen, Spyt Lent', of wat voor tyt, van roos, van druyf, of graen, Dat sekre vocht bekruypt, en voort doet swanger gaen. Waer is 'tvol-wassen bosch uyt d'aerd gesprongen? Of inder yl gekomen van een Jongen Een Man, die 't peerd beschrijd? of van een vink een spin? En evenwel, mijn vriend, dit vind ik in mijn min. En dat ook yet kan in een blik verdwijnen, 'tGeen my wel-eer onmooglyk plag te schijnen, En buyten aerds bestier, leerd my, met onbescheyd, Mijn leyder al te ras verloren vryicheyd. [pagina 11] [p. 11] 'kVind dat mijn hert, waer in mijn lusten woelen, Dat yeder een gaf lichaem en gevoelen, Is yll en grondeloos, dat door den tijt mijn quaed, En niet door quaeds beloop mijn droeven tijt bestaet. Of wil ik 't hert gevoel en lichaem geven Van vlees, van bloed, van senen t'saem geweven, En sie ik voort sijn brand sonder vermindring aen, Volg ik mijns Meesters leer, 'k kan nimmermeer vergaen &c. Vorige Volgende