Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen(1651)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Della crudeltà d' Amartlli. TErwijl de wolken water-stroomen gieten, En schittrend' licht door glas en venster schieten, Wt 'tsulferachtig Land van't naest' gebergt gehaelt, Leyt my mijn rouwe min in 't angstig breyn en maelt. 'kSeg dat mijn Son heeft om haer glans getogen Een droeven storm, uyt naeste bloet gesogen, Wt hitsig stook besprek, uyt nijdig' over-dracht; [Waer door sy m' al te swak, of al te moedig acht] En soo wil harden, en met trotsen luyster, Haer stralen duyken in dat wrokkend' duyster, En sonder slag, of stoot, van wolk of schuylend' vyer, Behouden aen haer hert dit knagend' monster-dier: Of haer met onverdachten blixem wenden, Tot mijn verderf, waer dat ik mag belenden, Bedwers-oogt, en gehaet: soo lang het voedsel leeft, Dat haer onstuymigheyt steets nieuwe krachten geeft. Recht tegen loop van aerd' en hemel-saken; Want als het hangend' vocht de beest wil maken, 'tGeeft eerst een donker oog, en 'tbaken van sijn vlucht Dee ons eerst schuylen voor sijns brands gesengde lucht. En 'tgiftigst' dier, met 'tsnootste vyer beschonken, Behieu niet altijt sijn gehaette vonken, Maer schud wel altemets 'tgeswolle lichaem uyt, Ook sonder hoop van leet, en na-gejaegden buyt. Vorige Volgende